Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Multicenter fase 3-studie van HR20013 voor preventie van chemotherapie-geïnduceerde misselijkheid en braken (0)
2024-12-03 16:00   ( Nieuws )
Tags:  PROFIT trial chemotherapy-induced nausea and vomiting HR20013
Prof. Li ZhangHR20013 is een nieuwe intraveneuze fixed-dose gemengde formulering van fosrolapitant en palonosetron (PALO). De multicenter noninferioriteits fase 3-studie PROFIT in China vergeleek HR20013 plus dexamethason (DEX) versus fosaprepitant (FAPR) plus PALO plus DEX voor de preventie van chemotherapie-geïnduceerde misselijkheid en braken (CINV) onder patiënten die hoog-emetogene chemotherapie (HEC) kregen. Prof. Li Zhang (Sun Yat-sen Universiteit, Guangzhou) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde chemotherapie-naïeve patiënten die cisplatine-gebaseerde HEC kregen. De patiënten werden voor de eerste twee cycli 1:1 gerandomiseerd naar HR20013 + DEX (n=373) of FAPR + PALO + DEX (n-373). Het primaire eindpunt was overall (0-120 uur) complete respons (CR: geen braken en geen rescue medicatie) in cyclus één. Het overall CR-percentage was 77,7% met HR20013 + DEX en 78,2% met FAPR + PALO + DEX, waarmee noninferiteit van HR20013 + DEX versus FAPR + PALO + DEX was aangetoond (p<0,01). Een secundair eindpunt was CR-percentage in de beyond delayed phase (120-168 uur) in cyclus één. Deze bedroeg 90,3% met HR20013 + DEX versus 86,5% met FAPR + PALO + DEX (p=0,11). In cyclus twee rapporteerden meer patiënten in de HR20013 + DEX groep dan in de FAPR + PALO + DEX groep geen impact van de CINV op het dagelijk leven in de delayed phase (24-120 uur) en de beyond delayed phase. Er waren geen significante verschillen tussen de twee groepen in incidentie van treatment-related adverse events.

De onderzoekers concluderen dat HR20013 + DEX niet-inferieur was aan FAPR + PALO + DEX en goed verdragen werd, met de mogelijkheid tot verlaging van de impact van CINV op het dagelijks leven.

1.Zhou H, Zhao Y, Zhang M et al. Randomized, phase III trial of mixed formulation of fosrolapitant and palonosetron (HR20013) in prevention of cisplatin-based highly emetogenic chemotherapy-induced nauseas and vomiting: PROFIT. J Clin Oncol 2024-01308

Summary: The multicenter noninferiority phase 3 PROFIT trial in China found that the combination of HR20013 (mixed formulation of fosrolapitant and palonosetron) and dexamethasone was nofinferior to fosaprepitant plus palonosetron plus dexamethasone for preventing high-emetogenic chemotherapy induced nausea and vomiting, was well tolerated, and had the protential to reduce the impact of CINV on daily life.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

SEER-database analyse van impact van COVID-19 pandemie op incidentie, behandeling, en mortaliteit van mammacarcinoom (0)
2024-12-03 14:30   ( Nieuws )
Tags:  breast cancer COVID-19 pandemic
Dr. José Pablo LeoneDe COVID-19 pandemie heeft geleid tot verstoringen in de diagnose en behandeling van maligniteiten. Een analyse van de SEER-database heeft de impact van het eerste jaar van de pandemie op incidentie, behandeling, en mortaliteit van mammacarcinoom (BC) in de Verenigde Staten geïnventariseerd. Dr. José Pablo Leone (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research & Treatment.1

In de SEER-database identificeerden de onderzoekers 37.834 patiënten met nieuw-gediagnostiseerd DCIS en 199.594 patiënten met nieuw-gediagnostiseerd invasief BC tussen begin 2018 en eind 2020. Vergeleken met 2019 nam in 2020 de incidentie van DCIS in vrouwen af van 36,4 tot 31,0 per 100.000 en de incidentie van invasief BC van 184,2 tot 166,6 per 100.000. De relatieve reducties in incidentie in 2020 vergeleken met 2019 onder vrouwen waren 14,8% voor DCIS; 12,1% voor stadium I; 5,8% voor stadium II; 2,6% voor stadium III; en 1,9% voor stadium IV. Onder patienten met invasief BC nam in 2020 vergeleken met 2018 en 2019 gebruik van chirurgie en radiotherapie af terwijl gebruik van chemotherapie toenam. De twaalf-maands mortaliteitspercentages waren 4,49% in 2018; 4,37% in 2019; en 4,57% in 2020. Deze verschillen waren in Cox-analyse niet statistisch significant.

De onderzoekers concluderen dat tijdens het eerste jaar van de COVID-19 pandemie de incidentie van BC significant afgenomen is.

1.Leone JP, Leone J, Hassett MJ et al. Incidence, treatment patterns, and mortality for patients with breast cancer during the first year of the COVID-19 pandemic: a population-based study. Breast Cancer Res Treat 2024-07562-w

Summary: Analysis of the SEER database found that during 2020 compared with 2019 the incidence of breast cancer decreased significantly, while there were reductions in surgery and radiation use, while the use of chemotherapy increased. There were no differences in 12-month mortality in 2020 compared with 2018 and 2019.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter gerandomiseerde studie van home-based exercise en self-management na resectie van NSCLC (0)
2024-12-03 13:00   ( Nieuws )
Prof. Catherine GrangerPatiënten met niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) hebben over het algemeen lage niveaus van fysiek functioneren. Een gerandomiseerde studie in twee academische ziekenhuizen in Melbourne (Australië) heeft een home-based exercise en self-management programma na resectie van NSCLC geëvalueerd. Prof. Catherine Granger (University of Melbourne) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde patiënten die na resectie van nieuw-gediagnostiseerd NSCLC gerandomiseerd werden naar een interventiegroep of een controlegroep. De interventie was een drie-maands programma. De eerste sessie werd voor ontslag in het ziekenhuis gegeven, en de twaalf volgende sessies werden telefonisch begeleid door een fysiotherapeut. De deelnemers kregen een boekje waarin de thuis uit te voeren oefeningen (aërobische en krachttrainingen) beschreven werden, en een dagboek voor het aangeven van de compliantie en klachten, en een stappenteller. De intensiteit van het programma werd aangepast aan het functieniveau van de patiënt. De patiënten werden gedurende een jaar gevolgd. Het primaire eindpunt was zelf-gerapporteerd fysiek functioneren (EORTC QLQ-C30 fysiek functioneren domein) na drie maanden.

De interventiegroep en controlegroep bestonden beide uit 58 patiënten (gemiddelde leeftijd 66,4 ± 9,6 jaar; 58,6% vrouwen). Er waren 103 patiënten (88,8%) die na drie maanden evalueerbaar waren voor het primaire eindpunt, en 95 (81,9%) met gegevens na zes en twaalf maanden. Voor het primaire eindpunt was er geen significant verschil tussen beide groepen (gemiddelde score 77,3 ± 20,9 versus 76,3 ± 18,8). Patiënten in de interventiegroep hadden na drie maanden wel significant hogere exercise capacity, algemene kwaliteit van leven, en exercise self-efficacy. Deze verschillen werd ook na zes maanden gezien. Er waren geen majeure adverse events. De overlevingspercentages na twaalf maanden verschilden niet significant tussen de groepen (97% versus 95%).

De onderzoekers concluderen dat na resectie van NSCLC een home-based exercise en self-management programma niet resulteerde in verbetering van zelf-gerapporteerd fysiek functioneren maar wel in verbetering van andere belangrijke klinische uitkomsten.

1.Granger CL, Edbrooke L, Antippa P et al. Home-based exercise and self-management after lung cancer resection. A randomized clinical trial. JAMA 2024;7:e2447325

Summary: A randomized trial at two tertiary hospitals in Melbourne (Australia) found that after lung cancer resection is home based exercise and self-management program did not improve physical function, but did improve secondary endpoints, including quality of life, exercise capacity, and self-efficacy.



  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Hoog risico van veneuze trombo-embolie in het laatste levensjaar van Zweedse patiënten met maligniteiten (0)
2024-12-02 16:00   ( Nieuws )
Tags:  VTE events in last year of life of cancer patients
Prof. Peter StrangHet risico van veneuze trombo-embolie (VTE) is verhoogd onder patiënten met maligniteiten. Een registratiestudie in Zweden heeft het risico van VTE-gebeurtenissen in het laatste levensjaar van deze patiënten geïnventariseerd. Prof. Peter Strang (Karolinska Instituut, Stockholm) en zijn collega dr. Torbjörn Schultz publiceren de studie in Cancers.1

De studie includeerde 27.413 patiënten die tussen begin 2015 en eind 2023 overleden aan een maligniteit. Onder deze patiënten had 13,6% tenminste één VTE-gebeurtenis in het laatste levensjaar. De figuur laat zien dat het risico van VTE toenam tijdens elke volgende maand in het laatste jaar voor overlijden. Deze figuur laat zien dat er een temporele trend was van toename van het risico van VTE-gebeurtenissen in het laatste levensjaar. Factoren die geassocieerd waren met verhoogd risico van VTE-gebeurtenissen in het laatste levensjaar waren jeugdigere leeftijd en vrouwelijk geslacht.

De onderzoekers concluderen dat onder Zweedse patiënten die overleden aan een maligniteit het risico van VTE in het laatste levensjaar hoog was en per maand voor het overlijden toenam.

1.Strang P, Schultz T. High rate of thromboembolic events in the last year of life of cancer patients: a registry study. Cancers 2024;16:4031

Summary: A registry study in Sweden found that venous thromboembolism is common in the last year of life of cancer patients and increases month by month.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Meta-analyse van impact van prehabilitatie op uitkomsten van majeure abdominale chirurgie voor maligniteiten (0)
2024-12-02 14:30   ( Nieuws )
Tags:  major abdominal surgery for cancer prehabilitation
Dr. Jolene Si Min WongPrehabilitatie wordt in toenemende mate toegepast voor het optimaliseren van perioperatieve uitkomsten. Een meta-analyse van gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCTs) heeft de impact van prehabilitatie op postoperatieve uitkomsten van majeure abdominale chirurgie voor maligniteiten geïnventariseerd. Dr. Jolene Si Min Wong (National Cancer Centre Singapore & Singapore General Hospital) en collega’s publiceren de meta-analyse in Annals of Surgical Oncology.1

In de literatuur tot eind 2023 identificeerden de onderzoekers 27 voor het onderwerp revelante RCTs die prehabilitatie vergeleken met gebruikelijke zorg voor oncologiepatiënten die majeure abdominale chirurgie ondergingen. De studies telden tezamen 2532 patiënten. Het primaire eindpunt was preoperatieve functionele capaciteit bepaald aan de hand van de zes-minuten loopafstand (6MWD). Prehabilitatie was geassocieerd met significante verbetering van de preoperatieve functionele capaciteit (verschil in 6MWD 28,32 meter; p<0,01). Prehabilitatie was ook geassocieerd met significant lager risico van postoperatieve complicaties (OR 0,60; p<0,01). Er was geen significant effect van prehabilitatie op emergency readmission (OR 0,90; p=0,61) of duur van verblijf in het ziekenhuis (gemiddeld verschil -0,42 dagen; p=0,15). Multimodale vergeleken met unimodale prehabilitatie was geassocieerd met grotere verbetering van functionele capaciteit (6MWD gemiddeld 37,35 meter versus 13,38 meter) en lager risico van postoperatieve complicaties (OR 0,61; p<0,01 versus OR 0,63; p=0,10).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten die majeure abdominale chirurgie voor maligniteiten ondergaan, prehabilitatie de preoperatieve functionele capaciteit verbetert en het risico van postoperatieve complicaties verlaagt.

1.Soh NH, Yau CRZ, Low XZ et al. Prehabilitation outcomes in surgical oncology patients undergoing major abdominal surgery: A meta-analysis of randomized control trials. Ann Surg Oncol 2024-16527-8

Summary: Meta-analysis of 27 randomized controlled trials (2532 patients) found that among patients undergoing major abdominal surgery for cancer, prehabilitation improves functional capacity and reduces postoperative complications.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie van tijd van de dag van radiotherapie en durvalumab-infusie met tumorcontrole in patiënten met LA-NSCLC (0)
2024-12-02 13:00   ( Nieuws )
Tags:  locally advanced non-small cell lung cancer time of day of RT and durvalumab
Dr. Narek ShaverdianDe circadiane klok regelt expressie van genen die betrokken zijn bij immuniteit en DNA-schadeherstel. Een studie van Memorial Sloan Kettering Cancer Center (New York) heeft de impact van tijd van de dag van radiotherapie en/of infusie van durvalumab op de tumorcontrole in patiënten met lokaal-gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (LA-NSCLC) geïnventariseerd. Dr. Narek Shaverdian en collega’s publiceren de studie in Radiotherapy & Oncology.1




De studie includeerde 178 achtereenvolgende patiënten met niet-resectabel LA-NSCLC die tussen mei 2017 en september 2022 definitieve chemoradiotherapie ondergingen gevolg door durvalumab-behandeling. De mediane follow-up was 48,0 maanden vanaf de start van durvalumab. De mediane progressievrije overleving en overall survival waren 26,2 maanden respectievelijk 50,0 maanden. De mediane locoregionale controle en afstandsmetastasevrije overleving waren niet-bereikt respectievelijk 41,0 maanden.

Patiënten die meer dan 50% van de radiotherapiesessies kregen binnen drie uur na zonsopgang (n=23) hadden vergeleken met de 155 patiënten die meer dan 50% van de sessies later op de dag kregen jeugdigere leeftijd; verder waren er geen verschillen tussen deze twee cohorten. Er waren geen significante verschillen in kenmerken tussen patiënten die meer dan 50% van de infusies van durvalumab binnen drie uur na zonsopgang kregen (n=23) en patiënten die meer dan 50% van de infusies later op de dag kregen (n=155). In multivariate analyse was ontvangen van meer dan 50% van de radiotherapiesessies binnen drie uur na zonsopgang onafhankelijk geassocieerd met lager risico van progressie (HR 0,39; p=0,017) en afstandsmetastase (HR 0,27; p=0,007), en was ontvangen van meer dan 50% van de durvalumab-infusies binnen drie uur na zonsopgang geassocieerd met hoger risico van afstandsmetastase (HR 2,13; p=0,025). De timing van chemotherapie was niet geassocieerd met ziekte-uitkomsten.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met LA-NSCLC de tijd van de dag van radiotherapiesessies en durvalumab-infusies geassocieerd kan zijn met ziektecontrole.

1.McMillan MT, Sheperd A, Cooper AJ et al. Association of the time of day of chemoradiotherapy and durvalumab with tumor control in lung cancer. Radiotherapy & Oncology 2024.110658

Summary: A retrospective study at Memorial Sloan Kettering Cancer Center (New York, NY) found that the time of day of radiotherapy and durvalumab infusions may be associated with disease control in locally advanced non-small cell lung cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van derde- of laterelijns mirvetuximab soravtansine voor FRα-positief platinagevoelig ovariumcarcinoom (0)
2024-12-01 16:00   ( Nieuws )
Tags:  PICCOLO trial recurrent FRα-positive PSOC MIRV
Dr. Angeles Alvarez SecordMirvetuximab soravtansine-gynx (MIRV) is een op folaatreceptor-α gericht antibody-drug conjugate. De multinationale fase 2-studie PICCOLO evalueerde MIRV als derde- of laterelijns behandeling voor FRα-positief (75% van de cellen met tenminste 2+ kleuringsintensiteit) recidiverend platina-gevoelig ovariumcarcinoom (PSOC). Dr. Angeles Alvarez Secord (Duke University School of Medicine, Durham NC) en collega’s publiceren de studie in Annals of Oncology.1


De studie includeerde 79 voor werkzaamheid evalueerbare patiënten. De patiënten kregen MIRV 6 mg/kg iedere drie weken tot progresie of niet-acceptabele toxiciteit. Het primaire eindpunt was door lokale onderzoekers beoordeelde objective response rate. De ORR was 51,9% (95%-bti 40,4-63,3) waarmee voldaan werd aan het werkzaamheidscriterium voor het primaire eindpunt. De mediane duur van respons was 8,25 maanden (95%-bti 5,55-10,78), de mediane progressievrije overleving was 6,93 maanden (5,85-9,59), en de mediane overall survival was op het moment van data cutoff nog niet bereikt. Onder de 59 patiënten met progressieve ziekte op of binnen dertig dagen na eerdere PARP-remmer was de ORR 45,8% (95%-bti 32,7- 59,2). Er waren geen nieuwe veiligheidssignalen. Treatment-emergent adverse events leidden tot discontinuering in dertien patiënten (16%) en tot overlijden in twee patiënten (3%).

De onderzoekers concluderen dat MIRV als derde- of laterelijns behandeling voor zwaar-voorbehandeld FRα-positief PSOC werkzaamheid en tolerabiliteit heeft laten zien.

1.Alvarez Secord A, Lewin SN, Murphy CG et al. The efficacy and safety of mirvetuximab soravtansine in FRα-positive, third-line and later, recurrent platinum-sensitive ovarian cancer: the single-arm phase 2 PICCOLO trial. Ann Oncol 2024.11.011

Summary: The multinational phase 2 PICCOLO trial found efficacy and tolerable safety of mirvetuximab soravtansine as third- or later-line treatment for heavily pretreated recurrent FRα-positive platinum-sensitive ovarian cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Incidentie van pancreascarcinoom onder vrouwen met een BRCA1- of BRCA2-kiemlijnmutatie (0)
2024-12-01 13:00   ( Nieuws )
Tags:  BRCA1 2 germline mutation in women pancreatic cancer risk
Prof. Steven NarodHet levenslang risico van pancreascarcinoom in vrouwen met een kiemlijnmutatie in BRCA1 en BRCA2 is niet goed bekend. Een multinationale prospectieve studie door de Hereditary Breast Cancer Clinical Study Group (HBCCSG) is de cumulatieve incidentie van pancreascarcinoom onder vrouwen met een BRCA1/2-mutatie in de leeftijd van 40 tot 80 jaar geïnventariseerd. Prof. Steven Narod (University of Toronto, Canada) en collega’s publiceren publiceren de studie in Cancer.1

Onder 8925 vrouwen met een BRCA1- of BRCA2-mutatie werden tijdens de follow-up 34 pancreascarcinoom-diagnosen gesteld. Het jaarlijks risico van pancreascarcinoom tussen de leeftijd 40 en 80 jaar was 0,04% onder BRCA1-dragers en 0,09% onder BRCA2-dragers, met een cumulatieve incidentie van 2,2% respectievelijk 2,7%. Slechts twee van de 34 patiënten rapporteerden een eerstegraads verwant met pancreascarcinoom. Risicofactoren in het cohort waren alcoholgebruik en diabetes. Het vijf-jaars overlevingspercentage onder de 34 patiënten was 8,8%.

De onderzoekers concluderen dat het levenslang risico van pancreascarcinoom ruim 2% is onder vrouwen met een BRCA1-mutatie en bijna 3% onder vrouwen met een BRCA2-mutatie.

1.Katona BW, Lubinski J, Pal T et al. The incidence of pancreatic cancer in women with a BRCA1 or BRCA2 mutation. Cancer 2024.35666

Summary: A multinational prospective study by the Hereditary Breast Cancer Clinical Study Group found that the lifetime risk of pancreatic cancer is approximately 2% among women with a germline BRCA1 mutation and 3% among women with a germline BRCA2 mutation.



  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)