Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Fase 1b-studie van transarteriële chemo-embolisatie gevolgd door pembrolizumab voor levercelcarcinoom (0)
2024-05-09 13:30   ( Nieuws )
Tags:  PETAL study HCC TACE followed by pembrolizumab
Dr. David PinatoTransarteriële chemo-embolisatie (TACE) zou een primer kunnen zijn voor adaptieve immuniteit en de werkzaamheid van immuuntherapie voor levercelcarcinoom kunnen bevorderen. De fase 1b-studie PETAL van het Imperial College London (UK) heeft TACE gevolgd door pembrolizumab voor HCC geëvalueerd. Dr. David Pinato en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde vijftien patiënten met tot de lever beperkte HCC. De mediane leeftijd was 72 jaar; 73% had niet-virale cirrose; Child-Pugh klasse was A in veertien patiënten, en de mediane grootte van de tumor was 4 cm. De patiënten kregen één (n=10) of twee ronden (n=5) TACE, dertig dagen later gevolgd door pembrolizumab 200 mg iedere drie weken tot progressie of niet-acceptabele toxiciteit of voor de duur van een jaar. Het primaire eindpunt was veiligheid; het secundaire eindpunt was progressievrije overleving.

Pembrolizumab na TACE veroorzaakte geen synergistische toxiciteit en geen doserings-limiterende toxiciteit. Treatment-related adverse events werden gezien in 93% van de patiënten, vooral rash, vermoeidheid, en diarree. De mediane follow-up was 38,5 maanden. De objective response rate twaalf weken na TACE was 53%. Het PFS-percentage na twaalf weken was 93%, en de mediane PFS was 8,95 maanden (95%-bti 7,30-NE). De mediane duur van respons was 7,3 maanden (95%-bti 6,3-8,3) en de mediane overall survival was 33,5 maanden (11,6-NE).

De onderzoekers concluderen dat TACE gevolgd door pembrolizumab voor HCC verdragen werd zonder aanwijzingen voor synergistische toxiciteit, en veelbelovende werkzaamheid liet zien.

1.Pinato DJ, D’Alessio A, Fulgenzi CAM et al. Safety and preliminary efficacy of pembrolizumab following transarterial chemoembolization for hepatocellular carcinoma: the PETAL phase 1b study. Clin Cancer Res 2024-0177/745214

Summary: The phase 1b PETAL study found that among patients with liver-confined hepatocellular carcinoma, transarterial chemoembolization followed by pembrolizumab was tolerable and had promising activity.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Impact van fysieke activiteit op chemotherapie-geïnduceerde perifere neuropathie in overlevers van mammacarcinoom (0)
2024-05-09 12:00   ( Nieuws )
Tags:  CIPN in breast cancer survivors exercise
Dr. Ting BaoChemotherapie-geïnduceerde perifere neuropathie (CIPN) is een debiliterende bijwerking van neurotoxische chemotherapie. Fysieke activiteit activeert het neuromusculair functioneren, en zou CIPN kunnen verbeteren. Een multicenter retrospectieve cross-sectionele studie heeft de associatie tussen exercise en CIPN-symptomen in overlevers van mammacarcinoom geïnventariseerd. Dr. Ting Bao (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research and Treatment.1

Tussen begin 2017 en eind 2022 includeerde de studie 5444 overlevers die de chemotherapie voltooid hadden (mediane leeftijd 62 jaar; mediaan 4,7 jaar na de chemotherapie). De patiënten beantwoordden een survey over duur en intensiteit van exercise (gekwantificeerd als MET-h/week) en over CIPN-symptomen. Exercisers werden gedefinieerd als overlevers die voldeden aan de criteria van de National Physical Activity Guidelines. De overall prevalentie van CIPN was 34% (95%-bti 33-36); 33% voor niet-taxaan chemotherapie en 37% voor taxaan-gebaseerde chemotherapie. De prevalentie van CIPN was 28% (95%-bti 26-30) onder exercisers en 38% (37-40) onder non-exercisers (p<0,001). Vergeleken met patiënten die minder dan 6 MET-h/wk rapporteerden (42% van de patiënten) hadden 11% minder patiënten met meer dan 6 MET-h/wk activiteit CIPN-symptomen. Exercise was geassocieerd met lagere prevalentie van alle CIPN-symptomen ongeacht type chemotherapie.

De onderzoekers concluderen dat CIPN verscheidene jaren na voltooiing van chemotherapie voor mammacarcinoom kan persisteren, en significant doserings-afhankelijk afneemt door fysieke activiteit.

1.Saint K, Nemirovsky D, Lessing A et al. Impact of exercise on chemotherapy-induced peripheral neuropathy in survivors with post-treatment primary breast cancer. Breast Cancer Res Treat 2024-07342-6

Summary: A multicenter retrospective cross-sectional study found that among survivors of breast cancer, chemotherapy-induced peripheral neuropathy may persist several years, and is significantly reduced by exercise in a dose-dependent manner.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Niraparib-onderhoud voor platinagevoelig recidiverend ovariumcarcinoom: overall survival uitkomsten van NORA (0)
2024-05-08 15:00   ( Nieuws )
Tags:  NORA overall survival results PSROC niraparib maintenance
Prof. Xiaohua WuDe fase 3-studie NORA, in dertig centra in China, includeerde patiënten na tenminste twee lijnen platina-gebaseerde chemotherapie voor platinagevoelig recidiverend ovariumcarcinoom (PSROC) ongeacht kiemlijn BRCA-mutatie(gBRCAm)-status. De patiënten werden gestratificeerd naar gBRCAm-status 2:1 gerandomiseerd naar niraparib-onderhoudstherapie (afhankelijk van lichaamsgewicht en trombocytengetal 200 of 300 mg per dag) of placebo. In 2021 is gepubliceerd dat de progressievrije overleving significant langer was met niraparib dan met placebo. Prof. Xiaohua Wu (Fudan Universiteit, Shanghai) en collega’s publiceren nu in eClinicalMedicine overall survival resultaten van de studie.1

Onder de 265 gerandomiseerde patiënten (niraparib n=177; placebo n=88) waren 249 94,0%) die behandeld werden. Op het moment van data cutoff voor de nu gepubliceerde analyse was de mediane follow-up 57,9 maanden. De mediane OS was 51,5 maanden met niraparib versus 47,6 maanden met placebo (HR 0,86; 95%-bti 0,60-1,23) in de overall populatie; 56,0 maanden met niraparib versus 47,6 maanden met placebo (0,86; 0,46-1,58) in de groep patiënten met gBRCAm; en 46,5 maanden met niraparib versus 46,9 maanden met placebo (0,87;0,56-1,35) in de groep patiënten zonder gBRCAm. Er waren geen nieuwe veiligheidssignalen, en MDS/AML werd gezien in drie patiënten (1,7%) in de niraparibgroep.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met PSROC, niraparib onderhoudsbehandeling resulteerde in een trend van verbetering van OS, ongeacht gBRCAm-status.

1.Wu X, Zhu J, Yin R et al. Niraparib maintenance therapy using an individualised starting dose in patients with platinum-sensitive recurrent ovarian cancer (NORA): final overall survival analysis of a phase 3 randomised, placebo-controlled trial. eClinMed 2024.102629

Summary: The multicenter phase 3 NORA study in China found that among patients with platinum-sensitive recurrent ovarian cancer, niraparib maintenance therapy resulted in a trend of improved overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter retrospectieve studie van eerstelijns ICIs plus anti-VEGF met of zonder TACE voor gevorderd levercelcarcinoom (0)
2024-05-08 13:30   ( Nieuws )
Tags:  CHANCE2201 study aHCC ICIs plus anti-VEGF therapy with or without TACE
Prof. Gao-Jun TengEr is geen duidelijkheid over de waarde van transarteriële chemo-embolisatie (TACE) in de behandeling van gevorderd levercelcarcinoom (aHCC). De multicenter retrospectieve CHANCE2201-studie in China heeft eerstelijns immuuncheckpointremmers (ICIs) plus anti-VEGF therapie met of zonder TACE voor aHCC geëvalueerd. Prof. Gao-Jun Teng (Zuidoostelijke Universiteit, Nanjing) en collega’s publiceren de studie in eClinicalMedicine.1

De studie includeerde 1244 aHCC-patiënten die tussen begin 2018 en eind 2022 in 63 centra verspreid over heel China behandeld werden met TACE-ICI-VEGF (n=802; 64,5%) of ICI-VEGF (n=442; 35,5%). De mediane follow-up in deze twee groepen was 21,1 respectievelijk 20,6 maanden. Met stabilized inverse probability of treatment weighting (sIPTW) werden baseline kenmerken van de twee groepen in evenwicht gebracht. De figuur laat zien dat de mediane overall survival (panel A), progressievrije overleving volgens RECIST v1.1 (panel B), en PFS volgens mRECIST (panel C) significant beter waren met TACE-ICI-VEGF dan met ICI-VEGF. Ook de objective response rate was hoger met TACE-ICI-VEGF dan met ICI-VEGF (RECIST v1.1: 41,2% versus 22,9%; p<0,0001; mRECIST: 47,3% versus 29,7%; p<0,0001). Graad 3 of hoger adverse events werden gezien in 22,2% van de TACE-ICI-VEGF patiënten en 18,1% van de ICI-VEGF patiënten.

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten toevoeging van TACE aan eerstelijns ICI-VEGF voor aHCC steunen.

1.Jin Z-C, Chen J-J, Zhu X-L et al. Immune checkpoint inhibitors and anti-vascular endothelial growth factor antibody/tyrosine kinase inhibitors with or without transarterial chemoembolization as first-line treatment for advanced hepatocellular carcinoma (CHANCE2201): a target trial emulation study. eClinMed 2024.102622

Summary: The multicenter retrospective CHANCE2201 study in China found that addition of transarterial embolization to first-line ICI and anti-VEGF therapy was associated with improved overall survival, progression-free survival, and objective response rate.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 3-studie van verschillende concurrente chemoradiotherapie-regimes voor niet-operabel lokaal-gevorderd ESCC (0)
2024-05-08 12:00   ( Nieuws )
Tags:  CRTCOESC trial locally advanced esophageal squamous cell carcinoma
Definitieve concurrente chemoradiotherapie (DCRT) wordt aanbevolen voor patiënten met lokaal-gevorderd squameus celcarcinoom van de slokdarm (LA ESCC) die niet in aanmerking komen voor chirurgie of chirurgie weigeren. Het optimale chemotherapieregime voor deze patiënten is niet duidelijk. De multicenter fase 3-studie CRTCOESC in China heeft werkzaamheid van capecitabine, capecitabine plus oxaliplatine (XELOX), en fluorouracil plus cisplatine (PF) als onderdeel van DCRT voor LA ESCC vergeleken. Prof. Shegan Gao (Henan University of Science and Technology, Luoyang) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde 246 patiënten die werden gerandomiseerd naar twee cycli capecitabine (n=80), XELOX (n=85), of PF (n=81) met concurrente IMRT. Binnen iedere arm werden patiënten opnieuw gerandomiseerd naar al of niet twee cycli consolidatiechemotherapie. De co-primaire eindpunten waren twee-jaars overall survival percentage en incidentie van graad of hoger adverse events. De twee-jaars OS-percentages waren 75% met capecitabine; 66,7% met XELOX; en 70,9% met PF (verschillen niet significant) en de mediane OS in de drie groepen was 40,9 maanden (95%-bti 34,4-49,9); 41,9 maanden (28,6-52,1); en 35,4 maanden (30,4-45,4). De incidentie van graad 3 of hoger AEs in de drie groepen was 28,8%; 36,5%; en 45,7%. De mediane OS onder de patiënten die consolidatiechemotherapie kregen was 41,9 maanden vergeleken met 36,9 maanden onder de patiënten die geen consolidatiechemotherapie kregen (HR 0,71; p=0,0403).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten die DCRT kregen voor inoperabel LA ESCC, capecitabine of XELOX niet resulteerden in significante verbetering van de OS vergeleken met PF. Capecitabine was geassocieerd met lagere incidentie van graad 3 of hoger AEs dan PF.

1.Ja R, Shan T, Zheng A et al. Capecitabine or capecitabine plus oxaliplatin versus fluorouracil plus cisplatin in definitive concurrent chemoradiotherapy for locally advanced esophageal squamous cell carcinoma (CRTCOESC): a multicenter, randomized, open-label, phase 3 trial. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The multicenter CRTCOESC trial in China found that among patients with inoperable locally advanced esophageal squamous cell carcinoma, capecitabine or XELOX as part of definitive concurrent chemoradiotherapy regimen did not significantly improve the 2-year overall survival rate over fluorouracil plus cisplatin.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 2-studie van pemigatinib voor eerder behandelde tumoren met activerende FGFR1-FGFR3 veranderingen (0)
2024-05-07 15:00   ( Nieuws )
Tags:  FIGHT-207 trial pemigatinib
Dr. Lipika GoyalVeranderingen in de fibroblast groeifactor-receptor (FGFR) zijn oncogene drivers in meerdere tumortypen. De multinationale tumor-agnostische fase 2 FIGHT-107 studie evalueerde de selectieve orale FGFR1-FGFR3 remmer pemigatinib voor gevorderde eerder-behandelde tumoren met FGFR-veranderingen. Dr. Lipika Goyal (Massachusetts General Hospital, Boston) en collega’s publiceren de studie in Nature Medicine.1



De studie includeerde 107 patiënten in drie cohorten: A (FGFR1-FGFR3 fusies/rearrangements; n=49), B (activerende FGFR1-FGFR3 non-kinasedomein SNVs; n=32), en C (FGFR1-FGFR3 kinasedomein-mutaties of variants of unknown significance; n=26). Alle patiënten kregen pemigatinib 13,5 mg eenmaal daags. De objective response rates in cohorten A en B (primaire eindpunten) waren 26,5% respectievelijk 9,4%; de ORR in cohort C was 3,8%. In cohorten A en B was de mediane progressievrije overleving 4,5 maanden respectievelijk 3,7 maanden, de mediane duur van respons 7,8 respectievelijk 6,9 maanden, en de mediane overall survival 17,5 respectievelijk 11,4 maanden. Er waren geen nieuwe veiligheidssignalen, met als meest-frequente any-grade treatment-emergent adverse events hyperfosfatemie (84% van de patiënten) en stomatitis (53%). TP53-comutaties waren geassocieerd met gebrek aan respons en BAP1-veranderingen met hogere responspercentages.

De onderzoekers concluderen dat de studie activiteit heeft laten zien van pemigatinib voor eerder behandelde tumoren met activerende FGFR1-FGFR3 veranderingen.

1.Rodón J, Damian S, Furqan M et al. Pemigatinib in previously treated solid tumors with activating FGFR1-FGFR3 alterations: phase 2 FIGHT-207 basket trial. Nature Med 2024-02934-7

Summary: The multinational phase 2 FIGHT-207 trial found promising activity and acceptable safety of pemigatinib for previously treated solid tumors with activating FGFR1-FGFR3 alterations.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Klinische en moleculaire voorspellers van zeer laat recidief in patiënten met ER-positief mammacarcinoom (0)
2024-05-07 13:30   ( Nieuws )
Tags:  ER-positive breast cancer clinical and molecular predictors of very late recurrence
Prof. Mitch DowsettHet risico van recidief van primair ER-positief mammacarcinoom houdt tenminste 20 jaar aan. Een studie van Royal Marsden Hospital (Londen, UK) heeft klinische en moculaire voorspellers van recidief na 10 tot 20 jaar in deze patiënten geïdentificeerd. Prof. Mitch Dowsett en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research and Treatment.1

Vergeleken met patiënten zonder recidief na 20 jaar hadden de patiënten met recidief tussen 10 en 20 jaar (very late recurrence, VLR) grotere tumoren en hogere klierpositiviteit. VLR-patiënten hadden hogere clinical treatment score na 5 jaar (CTS5), en een trend van minder GATA3-mutaties, maar geen statistisch verschillende mutatiefrequentie. Genen die betrokken zijn bij de celcyclus en proliferatie werden sterk tot expressie gebracht in VLR-patiënten, terwijl immuun-gerelateerde genen en celcyclusremmende genen tot hogere expressie kwamen in de controlepatiënten, maar deze verschillen waren niet statistisch significant in gecorrigeerde analyses.

De onderzoekers concluderen dat klinisch-pathologische kenmerken prognostisch waren voor recidief na 10 jaar, terwijl moleculaire kenmerken, die vroege prognostische relevantie hebben, weinig prognostische waarde hebben voor recidief na 10 jaar.

1.Richman J, Schuster G, Buus R et al. Clinical and molecular predictors of very late recurrence in oestrogec receptor-positive breast cancer patients. Breast Cancer Res Treat 2024-07311-z

Summary: A study at Royal Marsden Hospital (London, UK), with validation in the METABRIC cohort, found that among patients with ER-positive breast cancer, clinicopathologic features are prognostic for recurrence between 10 and 20 years, whereas molecular factor which have early prognostic significance, have little prognostic value after 10 years.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van voorkomen van KRAS-allelvarianten in galwegcarcinomen (0)
2024-05-07 12:00   ( Nieuws )
Tags:  BTCs KRAS allelic variants
Dr. Jennifer KnoxIn galwegcarcinomen (BTCs) kunnen verscheidene actionabele moleculaire veranderingen voorkomen, waaronder in FGFR2, IDH1, HER2, en KRAS. KRAS-allelvarianten zijn waargenomen in 20% tot 30% van de BTCs, en meerdere KRAS-remmers worden momenteel klinisch geëvalueerd. Een retrospectieve multicenterstudie in Canada en de Verenigde Staten heeft het voorkomen van verschillende KRAS-allelvarianten in BTCs en impact daarvan op overall survival uitkomsten geïnventariseerd. Dr. Jennifer Knox (Princess Margaret Cancer Centre, Toronto) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde 7475 BTC-patiënten (50,6% mannen; gemiddelde leeftijd 63 ± 5 jaar) die genomisch testen ondergingen. Klinische uitkomsten waren beschikbaar voor 5813 patiënten. KRAS-allelvarianten waren het meest prevalent extrahepatisch cholangiocarcinoom (36,1%) en perihilair cholangiocarcinoom (28,6%). Er werden 36 KRAS-allelvarianten gevonden, waarvan de meest-frequent G12D (41%), G12V (23%), en Q61H (8%). De variant G12D was geassocieerd met de langste mediane overall survival (25,1 maanden; 95%-bti 22,0-33,0) gevolgd doorQ61H (22,8; 19,6-31,4), en G12V (17,8; 16,3-23,1).

De onderzoekers concluderen dat KRAS-allelvarianten relatief frequent waren in BTC, met name in perihilair en extrahepatisch BTC, en mogelijke actionabele genomische veranderingen zijn.

1.Moffat GT, Hu ZI, Meric-Bernstam F et al. KRAS allelic variants in biliary tract cancers. JAMA Network Open 2024;7:e249840

Summary: A retrospective study in Canada and the United States found that KRAS allelic variants within biliary tract cancers are potentially actionable genomic alterations.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)