Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Impact van kwaliteit van leven op uitkomsten in met radiotherapie voor metastatische wervelkolomcompressie (0)
2024-05-06 15:00   ( Nieuws )
Tags:  SCORAD trial MSCC quality of life
Prof. Peter HoskinDe multicenter prospectieve SCORAD-studie in het Verenigd Koninkrijk vergeleek twee doseringen radiotherapie in patiënten met metastatic spinal cord compression (MSCC): 8 Gy in één fractie of 20 Gy in vijf fracties. In 2019 is gepubliceerd dat de éénfractie-dosering niet noninferieur was aan de vijffractie-dosering (primair eindpunt). Prof. Peter Hoskin (Mount Vernon Cancer Centre, Northwood) en collega’s publiceren nu in het Journal of the National Cancer Institute een analyse van de impact van gezondheids-gerelateerde kwaliteit van leven (HRQOL) op de uitkomsten van de deelnemers aan de studie.1



De HRQOL werd bepaald aan de hand van de EORTC-QOL-C30 en de QLU-C10D vragenlijsten bij baseline en na 1, 4, 8, en 12 weken. Onder de 686 gerandomiseerde patiënten waren er 590 met beschikbare HRQOL-data bij baseline en tenminste één later tijdstip. Patiënten een een baseline score voor fysiek functioneren hadden een 28% lager risico van overlijden (HR 0,72; p=0,003). Verhoogd risico van overlijden werd gezien onder patiënten met vermoeidheid (HR 1,35; p=0,03), dyspnoe (1,61; p<0,001), en verlies van eetlust (1,25; p=0,014).

De onderzoekers concluderen dat betere HRQOL geassocieerd was met langere overleving onder patiënten met MSCC.

1.Hoskin PJ, Reczko K, Rashid M et al. Quality-of-life outcomes in metastatic spinal cord compression: findings from the SCORAD trial. J Natl Cancer Inst 2024;djae039

Summary: A prospective study of radiation therapy for patients with metastatic spinal cord compression found that better health-related quality of life was associated with prolonged survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Systematisch overzicht en meta-analyse van studies van psychologische uitkomsten in patiënten met zeldzame maligniteiten (0)
2024-05-06 13:30   ( Nieuws )
Tags:  rare cancers psychological outcomes
Dr. Valerie Shiwen YangZeldzame maligniteiten (minder dan 6 per 100.000 personen per jaar) maken cumulatief ongeveer 25% van alle maligniteiten uit. Patiënten met zeldzame maligniteiten hebben gemiddeld slechtere relatieve overleving dan patiënten met vaker voorkomende maligniteiten. Een systematisch overzicht en meta-analyse van gepubliceerde studies heeft psychologische uitkomsten van patiënten met maligniteiten geïnventariseerd. Dr. Valerie Shiwen Yang (National Cancer Centre Singapore) en collega’s publiceren de analyse in eClinicalMedicine.1

In de literatuur tussen begin 2000 en 31 januari 2024 identificeerden de onderzoekers 32 voor het onderwerp relevante publicaties van studies met tezamen 57.470 patiënten met zeldzame maligniteiten, die rapporteerden over depressie, angst/ongerustheid, posttraumatische stressstoornis en suïcide. De prevalentie van depressie onder deze patiënten was 17%, de prevalentie van anxiety was 20%, de prevalentie van PTSD was 18%, en de incidentie van suïcide was 315 per 100.000 persoonsjaren. Vergeleken met gezonde controlepersonen hadden patiënten met zeldzame maligniteiten en statistisch significant verhoogd risico van depressie (RR 2,61; 95%-bti 1,43-4,77) en anxiety (2,66; 1,27-5,55), en vergeleken met patiënten met meer voorkomende maligniteiten hadden patiënten met zeldzame maligniteiten verhoogde prevalentie van PTSD en verhoogde incidentie van suïcide.

De onderzoekers concluderen dat patiënten met zeldzame maligniteiten een hoog risico hadden van slechte psychologische uitkomsten.

1.Low CE, Loke S, Pang GE et al. Psychological outcomes in patients with rare cancers: a systematic review and meta-analysis. eClinMed 2024.102631

Summary: Meta-analysis of published studies found that among patients with rare cancers risk of depression and anxiety were increased when compared with healthy individuals. Patients with rare cancers have higher risks of PTSD and suicide when compared with patiens with more common cancers.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Impact van initiële therapeutische strategie voor metastatisch niercelcarcinoom op ontwikkeling van hersenmetastase (0)
2024-05-06 12:00   ( Nieuws )
Tags:  mRCC BMs
Dr. Astrid van der VeldtHersenmetastase (BM) heeft een ongunstige invloed op de kwaliteit van leven van patiënten met metastatisch niercelcarcinoom (mRCC). In de klinische praktijk wordt vaak actieve surveillance (AS) gebruikt voor mRCC. Een retrospectieve cohortstudie van Erasmus MC heeft de impact van verschillende initiële behandelingsstrategieën voor mRCC op de ontwikkeling van BM geïnventariseerd. Dr. Astrid van der Veldt en collega’s publiceren de studie in het International Journal of Cancer.1

Tussen begin 2011 en eind 2022 werden in het centrum 381 patiënten met mRCC gezien, onder wie 46 met BM van wie 39 metachrone BM hadden (diagnose tenminste een maand na de diagnose van extracraniële metastase; ECM). Vijfentwintig (64%) van deze patiënten met metachrone BM hadden eerder systemische behandeling gekregen voor ECM, en veertien (36%) patiënten waren behandelingsnaïef op het moment van de BM-diagnose. De mediane BM-vrije overleving vanaf de ECM-diagnose was significant langer onder de eerder-behandelde patiënten dan onder de behandelingsnaïeve patiënten (29,0 versus 6,8 maanden; p=0,018).

De onderzoekers concluderen dat mRCC-patiënten die systemische behandeling ondergingen voor ECM voorafgaand aan een BM-diagnose significant langere BM-vrije overleving hadden dan mRCC-patiënten die AS ondergingen (visual abstract).

1.Derks SHAE, van der Meer EL, Joosse A et al. The development of brain metastases in patients with different therapeutic strategies for metastatic renal cell cancer. Int J Cancer 2024.34984

Summary: A retrospective cohort study at Erasmus University Cancer Center (Rotterdam, The Netherlands) found that among patients with metastatic renal cell cancer who received systemic treatment for metastatic renal cell cancer had longer brain metastasis-free survival as compared with mRCC patients initially undergoing active surveillance.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 2-studie van trastuzumab deruxtecan voor solide tumoren met activerende HER2-mutaties (0)
2024-05-05 15:00   ( Nieuws )
Tags:  DESTINY-PanTumor01 solid tumors with activating HER2 mutations T-DXd
Dr. Bob LiTrastuzumab deruxtecan (T-DXd) is een op HER2-gericht antibody-drug conjugate dat door de EMA en de FDA is goedgekeurd voor de behandeling van HER2-gemuteerd niet-kleincellig longcarcinoom. Patiënten met andere HER2-gemuteerde solide maligniteiten. De multinationale fase 2-studie DESTINY-PanTumor01 evalueerde T-DXd voor metastatische solide tumoren met activerende HER2-mutaties. Dr. Bob Li (Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1



DESTINY-PanTumor01 werd uitgevoerd in 29 centra in Azië, Europa, en Noord-Amerika. De studie includeerde 102 volwassen patiënten (61% vrouwen, mediane leeftijd 66,5 jaar; IQR 58-72) met niet-resectabele of metastatische solide tumoren met activerende HER2-mutaties, een ECOG performance status 0 of 1, en ziekteprogressie na een eerdere behandeling (eerdere HER2-gerichte behandeling was toegestaan). Het mediane aantal eerdere lijnen behandeling was 3 (IQR 2-4). De patiënten kregen intraveneus T-DXd 5,4 mg/kg iedere drie weken. Het primaire eindpunt was bevestigde objective response rate (centraal beoordeeld).

De mediane duur van follow-up was 8,61 maanden (IQR 3,71-12,68). Objectieve respons werd gezien in 30 van 102 patiënten (ORR 29,4%; 95%-bti 20,8-39,3). De figuur laat zien dat de centraal-beoordeelde mediane progressievrije overleving 5,4 maanden bedroeg, de lokaal-beoordeelde mediane progressievrije overleving 4,4 maanden bedroeg, en de mediane overall survival 10,9 maanden bedroeg. Graad 3 of hoger treatment-related adverse events werden gezien in 51% van de patiënten. Twee patiënten overleden aan als behandelingsgerelateerd beoordeelde interstitiële longziekte of pneumonitis.

De onderzoekers concluderen dat T-DXd antitumor-activiteit en duurzame responsen heeft laten zien in eerder-behandelde patiënten met solide tumoren met activerende HER2-mutaties, zonder nieuwe veiligheidssignalen.

1.Li BT, Meric-Bernstam F, Bardia A et al. Trastuzumab deruxtecan in patients with solid tumours harbouring specific activating HER2 mutations (DESTINY-PanTumor01): an international, phase 2 study. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The multinational phase 2 DESTINY-PanTumor01 trial found anti-tumor activity of trastuzumab deruxtecan in pretreated patients across multiple tumor types with activating HER2 mutations, with no new safety signals.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Laag- en hoog-vet zuivelconsumpatie en recidiefrisico in stadium I tot en met III CRC: impact van geslacht en tumorlocatie (0)
2024-05-05 13:30   ( Nieuws )
Tags:  stage I-III CRC low- and high-fat dairy intake recurrence risk
Anne-Sophie van LanenIn een eerdere studie van Wageningen Universiteit is gezien dat consumptie van laag-vet, maar niet hoog-vet, zuivelproducten geassocieerd was met verlaagd risico van recidief van colorectaalcarcinoom (CRC). Dezelfde groep onderzoekers heeft nu de impact van geslacht, locatie van de primaire tumor, en ziektestadium op deze associaties geïnventariseerd. Promovendus Anne-Sophie van Lanen en collega’s publiceren de analyses in het International Journal of Cancer.1


De analyse includeerde 2283 patiënten met stadium I tot en met III CRC, die deelnamen aan twee vergelijkbare prospectieve studies. De gemiddelde leeftijd was 66 jaar (IQR 60-72). Op het moment van diagnose beantwoordden de deelnemers een voedselfrequentievragenlijst. Tijdens mediaan 5,0 jaar follow-up werd recidief gezien in 331 deelnemers. Hogere prediagnostische consumptie van laag-vet zuivelproducten was geassocieerd met verlaagd risico van recidief (HRQ4 versus Q1: 0,60; 95%-bti 0,43-0,83), een associatie die werd gedreven door mannen (0,51; 0,34-0,77) en niet statistisch significant was onder vrouwen (0,84; 0,47-1,49); hogere consumptie van hoog-vet zuivelproducten was geassocieerd met hoger risico van recidief onder patiënten met coloncarcinoom (1,60; 1,03-2,50) maar niet onder patiënten met rectumcarcinoom (0,88; 0,54-1,43). De associaties werden niet beïnvloed door stadium van de ziekte (I/II versus III).

De onderzoekers concluderen dat voedingsadvies met betrekking tot consumptie van laag-vet zuivel vooral van belang kan zijn voor mannen met CRC, een voedingsadvies met betrekking tot hoog-vet zuivel specifiek belangrijk kan zijn voor patiënten met coloncarcinoom.

1.Van Lanen AS, Kok DE, Wesseling E et al. Associations between low- and high-fat dairy intake and recurrence risk in people with stage I-III colorectal cancer differ by sex and primary tumour location. Int J Cancer 2024.34959

Summary: Combined analysis of two prospective studies at Wageningen University (The Netherlands) found that the associations between low- or high-fat dairy intake and recurrence risk in patients with stage I-III colorectal cancer differ by sex and primary tumor location.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Real-world ervaringen met everolimus plus endocriene therapie na CDK4/6-remmer voor HR+/HER2- gevorderd mammacarcinoom (0)
2024-05-05 12:00   ( Nieuws )
Tags:  HR+ HER2- aBC progressing beyond CDK4 6 inhibitor everolimus plus ET
Prof. Miguel MartinDe combinatie van everolimus plus endocriene therapie (ET) is goedgekeurd als tweedelijns behandeling voor HR-positief/HER2-negatief gevorderd mammacarcinoom (HR+HER2-aBC) met progressie op of na een niet-steroïdale aromataseremmers. Sinds deze goedkeuring is het behandelingslandschap voor HR+HER2-aBC aanzienlijk veranderd, vooral door de introductie van CDK4/6-remmers. Endocriene monotherapie na progressie op CDK4/6-remmers heeft slechts beperkte werkzaamheid laten zien, met een mediane progressievrije overleving korter dan 3 maanden. Een retrospectieve real-world observationele studie van patiënten van vier Spaanse ziekenhuizen heeft de combinatie van everolimus en ET voor HR+HER2-aBC met progressie op of na CDK4/6-remmer geëvalueerd. Prof. Miguel Martin (Academisch Ziekenhuis Gregorio Marañón, Madrid) en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research and Treatment.1


De studie includeerde 161 HR+HER2-aBC patiënten die everolimus plus ET kregen (96 exemestaan, 54 fulvestrant, 10 tamoxifen; 1 onbekend) na progressie op CDK4/6-remmer. De mediane leeftijd bij diagnose was 49 jaar (range 35-90). De mediane duur van follow-up was 15 maanden (IQR 1-56). De mediane PFS was 6,0 maanden (95%-bti 5,3-7,8). De mediane PFS was langer in patiënten met voorafgaande CDK4/6-remmer behandeling langer dan 18 maanden (8,7 maanden; 95%-bti 6,6-11,3), patiënten zonder viscerale metastasen (8,0; 5,8-10,5), en patiënten die in de metastatische setting chemotherapie-naïef waren (7,2; 5,9-8,4).

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van everolimus en ET resulteerde in langere PFS onder patiënten met HR+HER2-aBC na progressie op CDK4/6-remmer dan in eerdere studies met endocriene monotherapie is gezien.

1.Sánchez-Bayona R, Lopez de Sa A, Jerez Gilarranz Y et al. Everolimus plus endocrine therapy beyond CDK4/6 inhibitors progression for HR+/HER2- advanced breast cancer: a real-world evidence cohort. Breast Cancer Res Treat 2024; epub ahead of print

Summary: A retrospective real-world observational cohort study at 4 hospitals in Spain found that among patients with HR-positive, HER2-negative advanced breast cancer progressing on or after CDK4/6 inhibitor, the combination of everolimus and endocrine therapy resulted in longer progression-free survival than endocrine monotherapy in historical controls.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 3-studie van eerstelijns immuunchemotherapie met of zonder ibrutinib met of zonder autoSCT voor mantelcellymfoom in jongere patiënten (0)
2024-05-04 15:00   ( Nieuws )
Tags:  TRIANGLE trial mantle cell lymphoma in younger patients
Prof. Martin DreylingToevoegen van ibrutinib aan standaard immuunchemotherapie zou kunnen resulteren in verbetering van uitkomsten en de mogelijkheid om autologe stamceltransplantatie (autoSCT) achterwege te laten in jongere patiënten (jonger dan 66 jaar) met niet-eerder behandeld mantelcellymfoom (MCL). De fase 3-studie TRIANGLE, in 135 centra in dertien Europese landen en Israël, heeft deze hypothese getoetst. Prof. Martin Dreyling (Ludwig-Maximilians Universität München) en collega’s publiceren resultaten van de studie in The Lancet.1

De studie includeerde patiënten met niet-eerder behandeld stadium II tot en met IV MCL, in de leeftijd van 18 tot en met 65 jaar, en geschikt voor autoSCT. De patiënten werden 1:1:1 gerandomiseerd naar drie armen. Patiënten in controlegroep A (n=288) kregen zes alternerende cycli R-CHOP en R-DHAP, gevolgd door autoSCT. Patiënten in groep A+I (n=292) kregen dezelfde behandeling waaraan ibrutinib 560 mg eens per dag was toegevoegd op dagen één tot en met negentien van de R-CHOP cycli en als onderhoudsbehandeling na autoSCT (560 mg eens per dag gedurende twee jaar). Patiënten in groep I (n=290) kregen dezelfde behandeling als patiënten in groep A+I, maar ondergingen geen autoSCT. Het primaire eindpunt was faalvrije overleving (FFS).

De mediane duur van follow-up was 31 maanden. De figuur laat resultaten van de analyses zien. Het drie-jaars FFS-percentage was 88% in groep A+I vergeleken met 72% in groep A (HR 0,52; p=0,0008) waarmee A+I statistisch significant superieur was ten opzichte van A. Superioriteit van A versus I werd niet aangetoond, met drie-jaars FFS-percentages 72% versus 86% (HR 1,77; p=0,9979). De vergelijking van A+I versus I is ungoing. De drie-jaars overall survival percentages waren 86% in groep A, 91% in groep A+I, en 92% in groep I. Er waren geen relevante verschillen tussen groepen A en A+I in graad 3 tot en met 5 adverse events tijdens inductie of autoSCT, maar tijdens de onderhoudsfase was ibrutinib in A+I geassocieerd met substantieel meer hematologische toxiciteit dan tijdens follow-up in A.

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van ibrutinib aan standaard eerstelijns behandeling voor MCL in jongere patiënten geassocieerd was met superieure werkzaamheid met toename van de toxiciteit na autoSCT.

1.Dreyling M, Doorduijn J, Giné E et al. Ibrutinib combined with immunochemotherapy with or without autologous stem-cell transplantation versus immunochemotherapy and autologous stem-cell transplantation in previously untreated patients with mantle cell lymphoma (TRIANGLE): a three-arm, randomised, open-label, phase 3 superiority trial of the European Mantle Cell Lymphoma Network. Lancet 2024; epub ahead of print

Summary: The phase 3 TRIANGLE trial, in 13 European countries and Israel, found that adding ibrutinib to first-line immunochemotherapy resulted in superior efficacy in younger mantle cell lymphoma patients with increased toxicity when given after autologous stem-cell transplantation.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associaties tussen gehalten van circulerende eosinofielen en risico van maligniteiten in de UK Biobank (0)
2024-05-04 13:30   ( Nieuws )
Tags:  associations between circulating eosinophils and cancer risk
Dr. Minkyo SongEosinofielen kunnen resulteren in antitumor cytotoxische responsen in de microömgeving van de tumor, en kunnen wellicht bijdragen aan tumor-immunosurveillance. Een analyse onder deelnemers van de UK Biobank heeft de associaties tussen gehalten van circulerende eosinofielen en het latere risico van maligniteiten geïnventariseerd. Dr. Minkyo Song (National Cancer Institute, Bethesda MD) en collega’s publiceren de analyse in het International Journal of Cancer.1



De analyse includeerde gegevens van 443.542 personen in de leeftijd van 38-73 jaar bij inclusie, die op het moment van inclusie vrij waren van maligniteiten, tenminste één jaar follow-up hadden, en voor wie baseline absolute eosinophil count (AEC)-gegevens beschikbaar waren. Tijdens mediaan 5,8 jaar follow-up werden in het cohort 22.747 incidente maligniteiten gediagnostiseerd. Er was een inverse associatie tussen AEC en risico van alle maligniteiten tezamen (aHR 0,97; 95%-bti 0,95-0,98). Er waren significante (p<0.05) associaties tussen AEC en het risico van zestien afzonderlijke typen maligniteiten, met een inverse relatie voor twaalf typen maligniteiten. Deze twaalf typen waren vier hematologische maligniteiten (aHR range 0,58-9,87) en acht niet-hematologische maligniteiten (aHR range 0,65-0,95).

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten suggereren dat eosinofielen een beschermende rol spelen in de tumor-immuunsurveillance.

1.Wang JH, Rabkin CS, Engels EA, Song M. Associations between eosinophils and cancer risk in the UK Biobank. Int J Cancer 2024.34986

Summary: Analysis of data in the UK Biobank found an inverse association between absolute eosinophil count and cancer risk.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)