Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Observationele cohortstudie van associatie van inflammatie en fysieke activiteit met overleving van stadium III coloncarcinoom (0)
2024-08-26 15:00   ( Nieuws )
Tags:  CALGB SWOG 80702 stage III colon cancer
Dr. Justin BrownZowel inflammatie als onvoldoende fysieke activiteit zijn geassocieerd met verhoogd risico van recidief en overlijden onder patiënten met stadium III coloncarcinoom. Het is niet duidelijk in hoeverre voldoende fysieke activiteit kan bijdragen aan vermindering van de met inflammatie samenhangende risicoverhoging. Een observationele cohortstudie binnen de gerandomiseerde CALGB/SWOG 80702 studie heeft uitkomsten in patiëntgroepen met verschillende niveaus van inflammatie en fysieke activiteit geïnventariseerd. Dr. Justin Brown (Pennington Biomedical Research Center, Baton Rouge LA) en collega’s publiceren de observationele studie in het Journal of the National Cancer Institute.1

De onderzoekers kwantificeerden de inflammatie aan de hand van niveaus van hsCRP, IL-6, en soluble TNF-α2 na herstel van resectie van de tumor. Fysieke activiteit werd bepaald tijdens en na postoperatieve chemotherapie. Onder patiënten met lage inflammatie en voldoende fysieke activeit (referentiegroep) was het drie-jaars ziektevrije overlevingspercentage 88,4%. Onder patiënten met lage inflammatie en onvoldoende fysieke activiteit was dit percentage 84,9% (p=0,38); onder patiënten met intermediate inflammatie en onvoldoende fysieke activeit 78,0% (p=0,007), en onder patiënten het hoge inflammatie en onvoldoende fysieke activiteit 79,7% (p=0,022). De drie-jaars ziektevrije-overlevingspercentages waren 87,3% (p=0,74) onder patiënten met intermediate inflammatie en voldoende fysieke activiteit en 84,4% (p=0,34) onder patiënten net hoge inflammatie en voldoende fysieke activiteit.

De onderzoekers concluderen dat in deze observationele studie van patiënten met stadium III coloncarcinoom fysieke activiteit geassocieerd was met verbetering van de ziektevrije overleving ondanks hoge inflammatiebelasting.

1.Brown JC, Ma C, Shi Q et al. Inflammation, physical activity, and diseae-free survival in stage III colon cancer: CALGB/SWOG 80702 (Alliance). J Natl Cancer Inst 2024.djae203

Summary: An observational cohort study nested within the randomized CALGB/SWOG 80702 trial found that among stage III colon cancer patients, physical activity was associated with improved disease-free survival despite high inflammation. Patients with intermediate or high inflammation who were physically active had disease-free survival rates that were not statistically different from those with low inflammation.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van capmatinib voor niet-kleincellig longcarcinoom met METex14 skipping mutaties (0)
2024-08-26 13:30   ( Nieuws )
Tags:  IFCT-2104 CAPMATU
Prof. Alexis CortotCapmatinib is een selectieve MET-remmer met in een fase 2-studie aangetoonde activiteit van niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met MET exon 14 skipping mutaties (METex14). Er is geen informatie over werkzaamheid van capmatinib onder real-world patiënten. De multicenter retrospectieve IFCT-2104 CAPMATU studie heeft uitkomsten geïnventariseerd van patiënten die in het kader van het Franse early access program capmatinib kregen. Prof. Alexis Cortot (Academisch Ziekenhuis Lille) en collega’s publiceren de studie in Lung Cancer.1

De studie includeerde 146 patiënten die niet in aanmerking kwamen voor standaard eerstelijns behandeling of na falen van standaard eerstelijns behandeling (mediane leeftijd 74,9 jaar; 56,6% never-smokers; 32,4% met hersenmetastasen). Gemeten vanaf de start van capmatinib was de mediane tijd tot falen van de behandeling 5,1 maanden (95%-bti 4,2-6,0), de mediane progressievrije overleving 4,8 maanden (4,0-6,0), en de mediane overall survival 10,4 maanden (8,3-13,2). Onder de 134 voor respons evalueerbare patiënten was de objective response rate 55,3% (95%-bti 46,8-63,6). Onder patiënten die geen, één, en twee of meer eerdere lijnen van behandeling hadden gekregen was de mediane PFS 7,7 respectievelijk 6,0 en 4,1 maanden. Onder de patiënten met hersenmetastasen was de mediane PFS 3,0 maanden. Het veiligheidsprofiel van capmatinib was manageable, met graad 3 of 4 adverse events in 17,8% van de patiënten.

De onderzoekers concluderen dat capmatinib werkzaam was voor METex14 NSCLC met manageable veiligheid. Werkzaamheid werd ook gezien in patiënten met hersenmetatasen en patiënten die eerder behandeld werden.

1.Ferreira M, Swalduz A, Greillier L et al. Capmatinib efficacy for METex14 non-small cell lung cancer patients: results of the IFCT-2104 CAPMATU study. Lung Cancer 2024.107934

Summary: The multicenter retrospective IFCT-2104 CAPMATU study in France found efficacy and tolerability of capmatinib therapy among patients with NSCLC harboring MET exon skipping mutations.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Meta-analyse van uitkomsten van laag-risico ductaal carcinoom in situ van de borst (0)
2024-08-26 12:00   ( Nieuws )
Tags:  DCIS
Dr. Sandar Tin TinDe huidge standaard-behandeling voor ductaal carcinoom in situ (DCIS) is chirurgie met of zonder adjuvante radiotherapie. De mogelijkheid van overdiagnose en overbehandeling van laag-risico DCIS heeft geleid tot studies van actieve surveillance. Een systematisch overzicht en meta-analyse van gepubliceerde studies heeft uitkomsten van laag-risico DCIS na uiteenlopende behandelingen geïnventariseerd. Dr. Sandar Tin Tin (University of Auckland, Nieuw Zeeland) en collega’s publiceren de analyse in Breast Cancer Research and Treatment.1

In de literatuur vonden de onderzoekers 33 voor het onderwerp relevante studies die voldeden aan de inclusiecriteria van de analyse. De studies telden tezamen 47.696 vrouwen met laag-risico DCIS. Het primaire eindpunt van de analyse was invasive ipsilateral breast tumor event (iIBTE). Onder alle patiënten tezamen waren de vijf- en tien-jaars percentages van iIBTE 3,3% (95%-bti 1,3-8,1) respectievelijk 5,9% (3,8-9,0). De iIBTE-percentages waren significant lager onder patiënten die chirurgie ondergingen dan onder patiënten die geen chirurgie ondergingen: na vijf jaar 3,5% versus 9,0% (p=0,003) en na tien jaar 6,4% versus 22,7% (p=0,008). Ook de tien-jaar mammacarcinoom-specifieke overlevingspercentages waren hoger in de chirurgiegroep dan in de niet-chirurgiegroep (99,6% versus 96,0%; p=0,0010). Onder patiënten die borstsparende chirurgie ondergingen was additionele radiotherapie geassocieerd met significant verlaagd risico van ipsilateraal maar niet contralateraal mammacarcinoom.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met laag-risico DCIS chirurgie geassocieerd was met lager risico van progressie en betere overleving.

1.Chen Q, Campbell I, Elwood M et al. Outcome from low-risk ductal carcinoma in situ: a systematic review and meta-analysis. Breast Cancer Res Treat 2024-07473-w

Summary: A systematic review and meta-analysis of 33 studies found that among patients with low-risk DCIS, surgery and additional radiotherapy was associated with lower risk of progression and better survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Trends in overleving van HR-positief mBC voor en na introductie van CDK4/6-remmers in de Verenigde Staten (0)
2024-08-25 15:00   ( Nieuws )
Tags:  HR+ mBC survival before and after CDK4 6-inhibitors
Dr. Adam BrufskyBehandeling met CDK4/6-remmers heeft in studies geresulteerd in verbetering van de overleving van patiënten met HR-positief/HER2-negatief metastatisch mammacarcinoom (mBC). Een analyse van de SEER-database heeft overleving van HR-positief mBC voor en na de introductie van CDK4/6-remmers in de Verenigde Staten in 2015 vergeleken. Dr. Adam Brufsky (Hillman Cancer Center, Pittsburgh PA) en collega’s publiceren de analyse in Breast Cancer Research and Treatment.1

De analyse includeerde gegevens van 11.467 vrouwen met de novo HR+/HER2- mBC en 3260 vrouwen met de novo HR+/HER2+ mBC tussen begin 2010 en eind 2019. De figuur laat resultaten van de analyses zien. Na correctie voor baseline kenmerken hadden vrouwen met een diagnose HR+/HER2- mBC na 2015 (n=6163) een ongeveer 10% lager risico van BC-specifiek overlijden vergeleken met vrouwen met een diagnose HR+/HER2- mBC voor 2015 (n=5304; HR 0,895; p<0.0001). Onder de vrouwen met HR+/HER2+ mBC werd een dergelijke verbetering na 2015 niet gezien. Vergelijkbare resultaten werden gezien in analyses beperkt tot patiënten in de leeftijd van 65 jaar en ouder.

De onderzoekers concluderen dat samenvallend met de introductie van CDK4/6 remmers in de Verenigde Staten in 2015, de mammacarcinoom-specifieke overleving significant verbeterde onder vrouwen met HR+/HER2- mBC. Dat een dergelijke verbetering niet gezien werd onder vrouwen met HR+/HER2+ mBC zou kunnen samenhangen met de beschikbaarheid van HER2-gerichte behandelingen zowel voor als na 2015.

1.Brufsky A, Kwan ML, Sandin R et al. Trends in HR+ metastatic breast cancer survival before and after CDK4/6 inhibitor introduction in the United States: a SEER registry analysis of patients with HER2- and HER2+ metastatic breast cancer. Breast Cancer Res Treat 2024-07469-6

Summary: Analysis of the SEER registry found significant improvement in breast cancer-specific survival among patients with HR+/HER2- metastatic breast cancer post-2015 versus pre-2015, potentially due to the introduction of CDK4/6 inhibitors post-2015. No significant improvement in BCCS was observed for HR+/HER2+ mBC post-2015 versus pre-2015.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van neoadjuvant tislelizumab plus chemotherapie voor aanvankelijk niet-resectabel gevorderd ESCC (0)
2024-08-25 12:00   ( Nieuws )
Tags:  esophageal squamous cell carcinoma
Tislelizumab is een op PD-1 gericht gehumaniseerd monoklonaal antilichaam. Een fase 2-studie van de Medische Universiteit van Nanjing (China) heeft de combinatie van tislelizumab met chemotherapie als neoadjuvante behandeling voor aanvankelijk niet-resectabel gevorderd squameus celcarcinoom van de slokdarm (aESCC) geëvalueerd. Dr. Yue Zhou en collega’s publiceren de studie in Annals of Surgical Oncology.1

De studie includeerde 47 patiënten met niet-resectabel aESCC. De patiënten kregen drie cycli tislelizumab, cisplatine, en 5-fluorouracil. Deze behandeling was veilig, met graad 3 of hoger adverse events in 14,9% van de patiënten. Majeure pathologische respons werd gezien in 40,4% en pathologisch complete respons in 25,5%. Vier patiënten (8,5%) hadden complete klinische respons maar weigerden chirurgie te ondergaan en 23 patiënten (49%) ondergingen succesvolle resectie. De mediane ziektevrije overleving was 24 maanden en de mediane overall survival 36 maanden.

De onderzoekers concluderen dat neoadjuvant tislelizumab gecombineerd met chemotherapie effectief was voor patiënten met aanvankelijk niet-resectabel aESCC.

1.Xu T, Bai J, Zhao K et al. Induction therapy of tislelizumab combined with cisplatin and 5-fluorouracil and subsequent conversion surgery in patients with unresectable advanced esophageal squamous cell carcinoma: a phase 2, single center study. Ann Surg Oncol 2024-16033-x

Summary: A phase 2 trial at Nanjing Medical University found that neoadjuvant tislelizumab plus chemotherapy was effective for initially unresctable advanced ESCC, leading to sucessful resection in almost 50% of patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen body mass index en prognose in pediatrische patiënten met hooggradig matuur non-Hodgkin lymfoom (0)
2024-08-24 15:00   ( Nieuws )
Tags:  high-grade mature B-cell NHL in children and adolescents BMI and prognosis
Prof. Zijun ZhenEr is niet veel informatie beschikbaar over prognostische factoren onder kinderen en adolescenten met hooggradig matuur B-cel non-Hodgkin lymfoom (HG B-NHL). Een studie van Sun Yat-sen Universiteit (Guangzhou, China) heeft de associatie tussen body mass index (BMI) en prognose van kinderen en adolescenten (jonger dan 18 jaar) met HG B-NHL geïnventariseerd. Prof. Zijun Zhen en collega’s publiceren de studie in Cancer.1

De studie includeerde 435 patiënten, onder wie bij diagnose 47 met ondergewicht (10,8%; BMI < 18,5 kg/m2), 329 met normaal gewicht (75,6%; 18,5-25), 46 met overgewicht (10,6%; 25-30), en 13 met obesitas (3,0%; 30+). De vijf-jaars percentages voor gebeurtenisvrije overleving en overall survival in het gehele cohort was 89,3% respectievelijk 92,4%. Het vijf-jaars EFS-percentage onder de patiënten met obesitas was significant lager dan dat van de patiënten met overgewicht (76,2% versus 95,6%; p=0,04). Het vijf-jaars OS-percentage van patiënten met ondergewicht was significant lager dan dat van patiënten met normaal gewicht (84,5% versus 93,1%; p=0,04) of patiënten met overgewicht (84,5% versus 97,7%; p=0,03). In multivariate analyse was ondergewicht of obesitas geassocieerd met hogere mortaliteit (HR 2,26; p=0,04).

De onderzoekers concluderen dat ondergewicht en obesitas geassocieerd waren met slechte prognose onder pediatrische patiënten met HG B-NHL.

1.Zeng C, Wei Z, Huang J et al. Effect of body mass index on the prognosis of children and adolescents with high-grade mature B-cell non-Hodgkin lymphoma. Cancer 2024.35536

Summary: A retrospective study at Sun Yat-sen University (Guangzhou, China) found that among pediatric patients with high-grade mature B-cell non-Hodgkin lymphoma, underweight and obesity were associated with poor prognosis.

  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen menopauzale hormoontherapie en risico van ovarium- en endometriumcarcinoom: lange-termijn follow-up WHI-studies (0)
2024-08-24 13:30   ( Nieuws )
Tags:  Women’s Health Initiative randomized trials MHT and ovarian and endometrial cancer risk
Dr. Rowan ChlebowskiEr is geen duidelijkheid over de impact van menopauzale hormoontherapie op het risico van ovarium- en endometriumcarcinoom. Twee gerandomiseerde studies van het Women’s Health Initiative hebben deze impact geïnventariseerd. Dr. Rowan Chlebowski (The Lundquist Institute, Torrance CA) en collega’s publiceren in het Journal of Clinical Oncology lange-termijn follow-up van de studies.1


De studies includeerden postmenopauzale vrouwen in de leeftijd van vijftig tot tachtig jaar. De eerste studie includeerde 16.608 vrouwen met een uterus, die werden gerandomiseerd naar conjugated equine estrogen (CEE) plus medroxyprogesteronacetaat (MPA) eens per dag (n=8506) of placebo (n=8102). De tweede studie includeerde 10.739 vrouwen met eerdere hysterectomie naar CEE (n=5310) of placebo (n=5429) eens per dag. De interventies zouden naar planning 8,5 jaar duren, maar werden gestopt na 5,6 jaar (CEE plus MPA) respectievelijk 7,2 jaar (alleen-CEE).

In de alleen-CEE studie was na twintig jaar follow-up de incidentie van ovariumcarcinoom significant hoger in de CEE-groep dan in de placebogroep: 35 versus 17 gevallen (0,041% versus 0,020%; HR 2,04; p=0,014). In de CEE plus MPA-studie was de incidentie van ovariumcarcinoom niet significant verhoogd in de CEE plus MPA-groep vergeleken met de placebogroep: 75 versus 63 gevallen (0,051% versus 0,045%; HR 1,14; p=0,44) maar was de incidentie van endometriumcarcinoom significant lager in de CEE plus MPA-groep dan in de placebogroep: 106 versus 140 gevallen (0,073% versus 0,100%; HR 0,72; p=0,01).

De onderzoekers concluderen dat in deze gerandomiseerde studies onder postmenopauzale vrouwen alleen-CEE geassocieerd was met verhoogd risico van ovariumcarcinoom, hetgeen niet werd gezien met CEE plus MPA. CEE plus MPA was geassocieerd met verlaagd risico van endometriumcarcinoom.

1.Chlebowski RT, Aragaki AA, Pan K et al. Menopausal hormone therapy and ovarian and endometrial cancers: long-term follow-up of the Women’s Health Initiative randomized trials. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Two randomized trials by the Women’s Health Initiative found that among postmenopausal women conjugated equine estrogen (CEE) versus placebo increased ovarian cancer incidence, while CEE plus medroxyprogesterone acetate (MPA) did not. By contrast CEE plus MPA significantly reduced endometrial cancer incidence versus placebo.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Real-world cardiotoxiciteit met encorafenib en binimetinib voor metastatisch melanoom (0)
2024-08-24 12:00   ( Nieuws )
Tags:  metastatic melanoma cardiotoxicity with encorafenib and binimetinib
Dr. Eva EllebaekModerne behandelingen van metastatisch melanoom met encorafenib (remmer van BRAF-kinasen met V600-mutaties) en binimetinb (remmer van MEK1 en MEK2) hebben goede oncologische werkzaamheid laten zien maar zijn in klinische studies ook geassocieerd met verhoogd cardiovasculair risico. Een retrospectieve studie in Oost-Denemarken heeft het cardiovasculair risico met encorafenib en binimetinib in de klinische praktijk geïnventariseerd. Dr. Eva Ellebaek (Ziekenhuis van de Universiteit van Kopenhagen) en collega’s publiceren de studie in Cancers.1

De studie includeerde 108 patiënten die tussen begin 2019 en eind 2022 encorafenib en binimetinib kregen voor metastatisch melanoom. De hartfunctie werd bij inclusie en vervolgens iedere drie maanden gemonitord met multigated acquisition (MUGA)-scans. De onderzoekers definieerden majeure cardiotoxiciteit als afname van de linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF) met meer dan 10 procentpunten naar lager dan 50%, en mineure cardiotoxiciteit als afname van LVEF met meer dan 15 procentpunten tot een waarde die boven 50% bleef. Er waren negentien patiënten (18%) met asymptomatische mineure cardiotoxiciteit, en zeven patiënten (6%) met majeure cardiotoxiciteit, die interventie vereiste in twee patiënten. Na zes maanden behandeling werden geen significante afnames van LVEF meer gezien.

De onderzoekers concluderen dat behandeling met encorafenib en binimetinib voor metastatisch melanoom resulteerde in interventie-vereisende cardiotoxiciteit in 2% van de patiënten, en dat monitoren van LVEF na zes tot negen maanden behandeling mogelijk kan worden verminderd.

1.Pedersen S, Østergaard Nielsen M, Donia M et al. Real-world cardiotoxicity in metastatic melanoma patients treated with encorafenib and binimetinib. Cancers 2024;16:2945

Summary: A single-center retrospective study in Denmark found that treatment with encorafenib plus binimetinib for metatatic melanoma resulted in major cardiotoxicity in 6% of patients, requiring intervention in 2%.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)