Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Retrospectieve studie van waarde van immuuntherapie voor grote hersenmetastasen van niet-kleincellig longcarcinoom (0)
2024-11-17 13:00   ( Nieuws )
Tags:  large brain metastases from NSCLC immunotherapy
Dr. Narayanan SadagopanPatiënten met grote hersenmetastasen (BrM, meer dan 2 cm in diameter) hebben een slechte prognose. Een retrospectieve real-world studie van het MedStar Georgetown Cancer Network (Washington DC) heeft het profijt van immuuntherapie voor deze patiënten geëvalueerd. Dr. Narayanan Sadagopan en collega’s publiceren de studie in The Oncologist.1



De studie includeerde 36 patiënten met grote BrM van niet-biomarker gedreven NSCLC die neurochirurgie en/of radiotherapie hadden voltooid en vervolgens immuuntherapie kregen (33 pembrolizumab, twee atezolizumab, één durvalumab). De mediane duur van follow-up was 17,6 maanden. De figuur laat zien dat de mediane intracraniële progressievrije overleving 9,2 maanden bedroeg en de de mediane overall survival 31 maanden was. De intracraniële PFS hazard ratio voor patiënten die tenminste 90 dagen immuuntherapie kregen versus patiënten met kortere duur van immuuntherapie was 0,07 (95%-bti 0,02-0,26). Elke additionele 30 dagen immuuntherapie was geassocieerd met OS-HR 0,77 (95%-bti 0,67-0,90).

De onderzoekers concluderen dat deze real-world data het potentieel onderstrepen van immuuntherapie voor patiënten met grote BrM van NSCLC, die vaak worden geëxcludeerd uit klinische studies.

1.Sadagopan N, Komlodi-Pasztor E, Veytsman I. Immunotherapy benefits for large brain metastases in non-small cell lung cancer. The Oncologist 2024.oyae314

Summary: A real-world retrospective study found activity of immunotherapy following neurosurgery and/or radiation for large brain metastases from NSCLC.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 3-studie van glofitamab versus rituximab toegevoegd aan chemotherapie voor R/R DLBCL (0)
2024-11-16 16:00   ( Nieuws )
Tags:  STARGLO trial R R DLBCL glofitamab plus GemOx versus rituximab plus GemOx
Dr. Jeremy AbramsonGlofitamab is een CD20 x CD3 bispecifiek monoclonaal antilichaam. De fase 3-studie STARGLO, in 62 centra in dertien landen, evalueerde glofitamab plus gemcitabine en oxaliplatine (Glofit-GemOx) versus rituximab plus gemcitabine en oxalipatine (R-GemOx) voor recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cel lymfoom (R/R DLBCL) in patiënten die niet voor transplantatie in aanmerking kwamen. Dr. Jeremy Abramson (Massachusetts General Hospital, Boston) en collega’s publiceren de studie in The Lancet.1

STARGLO includeerde volwassen patiënten met R/R DLBCL na één of meer eerdere behandelingen. De patiënten werden 2:1 gerandomiseerd naar acht cyli Glofit-GemOx gevolgd door vier cycli glofitamab monotherapie (n=183) of acht cycli R-GemOx (n=91). Het primaire eindpunt was overall survival. Bij de primaire analyse, na mediaan 11,3 maanden follow-up, was de mediane OS significant langer in de Glofit-GemOx groep dan in de R-GemOx groep (NE versus 9,0 maanden; HR 0,59; p=0,011). Bij de tweede analyse nadat alle patiënten hun studiebehandeling hadden voltooid (mediane follow-up 20,7 maanden) was de mediane OS nog steeds significant langer met Glofit-GemOx dan met R-GemOx (25,5 maanden versus 12,9 maanden; HR 0,62; 95%-bti 0,43-0,88). Alle patiënten in de Glofit-GemOx groep en 96% van de patiënten in de R-GemOx groep hadden tenminste één adverse event tijdens de studieperiode. Cytokine release syndrome werd gezien in 44% van de glofitamab-blootgestelde patiënten en was voornamelijk laaggradig. Drie procent respectievelijk één procent van de patiënten overleed gerelateerd aan glofitamab respectievelijk rituximab.

De onderzoekers concluderen dat Glofit-GemOx vergeleken met R-GemOx resulteerde in significant betere OS.

1.Abramson JS, Ku M, Hertzberg M et al. Glofitamab plus gemcitabine and oxaliplatin (GemOx) versus rituximab-GemOx for relapsed or refractory diffuse large B-cell lymphoma (STARLGO): a global phase 3, randomised, open-label trial. Lancet 2024;404:1940-1954

Summary: The multinational phase 3 STARGLO trial found significant improvement of overall survival with glofitamab-gemcitabine-oxaliplatin versus rituximab-gemcitabine-oxaliplatin in patients with R/R DLBCL.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Denemarken-brede cohortstudie van associatie tussen vruchtbaarheidsbehandeling en het risico van ovariumcarcinoom (0)
2024-11-16 14:30   ( Nieuws )
Tags:  fertility treatment ovarian cancer risk
Dr. Allan JensenHet is denkbaar dat hormoon-gemedieerde activiteit van vruchtbaarheids-bevorderende middelen (fertilty drugs, FPs) het risico van ovariumcarcinoom kan verhogen, maar eerdere studies van deze associatie hebben met elkaar strijdige resultaten opgeleverd. Een bevolkings-gebaseerde cohortstudie in Denemarken heeft de associatie tussen FP-gebruik en het risico van ovariumcarcinoom geïnventariseerd. Dr. Allan Jensen (Kræftens Bekæmpelse, Kopenhagen) en collega’s publiceren de studie in het International Journal of Cancer.1

In het Danish Infertility Cohort (DIC) idenficeerden dat onderzoekers 146.110 onvruchtbare vrouwen in de leeftijd van 20 tot en met 45 jaar tussen begin 1995 en eind 2017. Informatie over gebruik van FPs, diagnosen van maligniteiten, covariaten, emigratie, en vitale status werden verkregen uit nationale databases. Tijdens mediaan 10,3 jaar follow-up werden in het cohort 114 vrouwen met ovariumcarcinoom gediagnostiseerd, onder wie 65 met sereus ovariumcarcinoom. Er waren voor de meeste FPs geen associaties met het risico van ovariumcarcinoom, maar ooit-gebruik van progesteron was geassocieerd met het risico van sereus ovariumcarcinoom (HR 1,92; 95%-bti 1,16-3,17). Secundaire analyse van DIC-gegevens over de periode van 1971 tot en met 1994 (332 vrouwen met ovariumcarcinoom onder wie 192 met sereus ovariumcarcinoom) resulteerde eveneens in verhoogd risico van sereus ovariumcarcinoom na ooit gebruik van progesteron (HR 2,05; 95%-bti 1,31-3,21).

De onderzoekers concluderen dat de associatie tussen ooit gebruik van progesteron en het verhoogde risico van sereus ovariumcarcinoom nader onderzoek vereist.

1.Jensen A, Guleria S, Albieri V et al. Fertility treatment and risk of ovarian cancer in a large nationwide cohort of infertile Danish women. Int J Cancer 2024.35251

Summary: A nationwide retrospective cohort study among infertile women in Denmark found an association between ever use of progesterone and elevated risk of serous ovarian cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Raciale en etnische verschillen in epidemiologie van prostaatcarcinoom in de Veterans Health Administration (0)
2024-11-16 13:00   ( Nieuws )
Tags:  PC epidemiology racial and ethnic differences
Dr. Stephen FreedlandHet is niet duidelijk of er ras- en etniciteit-gebonden verschillen zijn in de epidemiologie van niet-metastatisch hormoongevoelig prostaatcarcinoom (nmHSPC), metastatisch hormoongevoelig prostaatcarcinoom (mHSCP), niet-metastatisch castratieresistent prostaatcarcinoom (nmCRPC), en metastatisch castratieresistent prostaatcarcinoom (mCRPC). Een retrospectieve studie onder patiënten van de Veterans Health Adminstration (VHA), een organisatie met gelijke toegang tot zorg voor alle aangesloten patiënten, heeft deze verschillen voor zwarten, blanken, en Hispanics geïnventariseerd. Dr. Stephen Freedland (Cedars-Sinai Medical Center, Los Angeles CA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde alle 476.227 bij de VHA aangesloten patiënten in de leeftijd van 40 jaar of ouder met prostaatcarcinoom in de periode van begin 2012 tot eind 2020 (mediane leeftijd 69 jaar; IQR 63-75). Het primaire eindpunt van de studie was jaarlijks leeftijds-gecorrigeerd incidentiepercentage (IR). De figuur laat zien dat er voor alle jaren en ziektestaten significante ras/etniciteitsgebonden verschillen in IRs waren. Onder zwarte versus blanke patiënten was er een verhoogd relatief risico van nmHSPC in 2012 (RR 2,09; p<0,001) en nmCRPC in 2017 (4,12; p<0,001). In nmHSPC waren HRs voor progressie naar mHSPC en nmCRPC 1,36 (95%-bti 1,33-1,40) respectievelijk 1,60 (1,51-1,70) voor zwarte versus blanke patiënten en 1,38 (1,31-1,45) respectievelijk 1,55 (1,40-1,72) voor Hispanic versus blanke patiënten. In mCRPC was de HR voor overlijden echter lager onder zwarte versus blanke patiënten (0,84; 95%-bti 0,81-0,88) en voor Hispanic versus blanke patiënten (0,76;0,69-0,83).

De onderzoekers concluderen dat zwarte patiënten in alle ziektestaten van prostaatcarcinoom een meer dan tweemaal verhoogde incidentie hadden vergeleken met blanke patiënten. Het risico van progressie was hoger onder zwarte en Hispanic patiënten dan onder blanke patiënten in vroeg-stadium ziekte, maar lager in laat-stadium ziekte. Ondanks de gelijke toegang tot zorg in de VHA, hebben zwarte patiënten een disproportioneel verhoogde belasting van prostaatcarcinoom.

1.Stock SR, Burns MT, Waller J et al. Racial and ethnic differences in prostate cancer epidemiology across disease states in the VA. JAMA Network Open 2024;7:e2445505

Summary: Analysis of prostate cancer patients in the Veterans Health administration found that Black patients had more than twofold higher incidence of all disease states versus White patients. Progression risk was higher for Black and Hispanic patients in early-stage disease, but lower in later disease stages. Despite equal access in the VHA, Black patients disproportionally experience prostate cancer, although progression risks relative to White patients differed according to disease state.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 3-studie van toevoegen van toripalimab aan eerstelijns chemotherapie voor ES-SCLC (0)
2024-11-15 16:00   ( Nieuws )
Tags:  EXTENTORCH trial extensive-stage small cell lung cancer toripalimab
Prof. Ying ChengEr is behoefte aan nieuwe behandelingen voor extensief-stadium kleincellig longcarcinoom (ES-SCLC). De fase 3-studie EXTENTORCH, in 49 centra in China, heeft toevoegen van toripalimab (anti-PD-1; hogere bindingsaffiniteit dan pembrolizumab of nivolumab) aan eerstelijns etoposide plus platina-gebaseerde (EP) chemotherapie voor ES-SCLC geëvalueerd. Prof. Ying Cheng (Jilin Cancer Hospital, Changchun) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

EXTENTORCH includeerde 442 patiënten die niet eerder systemische behandeling hadden gekregen voor ES-SCLC (mediane leeftijd 63 jaar; range 30-77; 82,8% mannen). De patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar toripalimab 240 mg (n=223) of placebo (n=219) plus EP iedere drie weken voor vier tot zes cycli, gevolgd door onderhoud met toripalimab of placebo tot ziekteprogressie, niet-acceptabele toxiceit, of voor de duur van twee jaar. Primaire eindpunten waren door lokale onderzoekers beoordeelde progressievrije overleving en overall survival.

Op het moment van de nu gepubliceerde analyse was de mediane follow-up 13,7 maanden (range 0,0-42,7). Toripalimab was vergeleken met placebo geassocieerd met betere PFS (mediaan 5,8 versus 5,6 maanden; HR 0,67; p<0,001) en betere OS (mediaan 14,6 versus 13,3 maanden; HR 0,80; p=0,03). De PFS-percentages waren 47,1% versus 36,3% na zes maanden en 18,1% versus 4,9% na twaalf maanden; de OS-percentages waren 63,1% versus 54,9% na een jaar en 25,9% versus 19,5% na twee jaar. Er waren geen nieuwe veiligheidssignalen. De incidentie van graad 3 of hoger treatment-emergent adverse events was 89,6% in de toripalimabgroep en 89,4% in de placebogroep.

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van toripalimab aan eerstelijns EP-chemotherapie voor ES-SCLC geassocieerd was met significante verbetering van PFS en OS (visual abstract).

1.Cheng Y, Zhang W, Wu L et al. Toripalimab plus chemotherapy as a first-line therapy for extensive-stage small cell lung cancer. The phase 3 EXTENTORCH randomized clinical trial. JAMA Oncol 2024.5019

Summary: The multicenter phase 3 EXTENTORCH trial in China found that addition of toripalimab to first-line chemotherapy for extensive-stage small cell lung cancer was associated with significant improvements in progression-free survival and overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van nivolumab plus sunitinib voor gevorderd botsarcoom (0)
2024-11-15 14:30   ( Nieuws )
Tags:  IMMUNOSARC aBS nivolumab plus sunitinib
Dr. Emanuela PalmeriniEr is geen duidelijkheid over de optimale systemische behandeling voor gevorderd botsarcoom (aBS) dat progressie vertoont na eerstelijns chemotherapie. De fase 1-2 studie IMMUNOSARC, in acht centra in Italië en Spanje, heeft de combinatie van nivolumab en sunitinib voor aBS geëvalueerd. Dr. Emanuela Palmerini (Istituto Ortopedico Rizzoli, Bologna) en collega’s publiceren fase 2-resultaten van de studie in Cancer.1

IMMUNOSARC includeerde aBS-patiënten met progressie in de voorafgaande zes maanden. De patiënten kregen twee-weekse cycli van nivolumab 3 mg per kg op dag één plus sunitinib eens per dag (37,5 mg per dag tijdens de eerste cyclus, en vervolgens 25 mg per dag). Het primaire eindpunt was progressievrije overleving (centraal radiologisch beoordeeld), met als criterium voor werkzaamheid tenminste 15% van de patiënten progressievrij na zes maanden. Secundaire eindpunten waren overall survival, overall response rate, en veiligheid.

De studie includeerde 38 voor het primaire eindpunt evalueerbare patiënten. De mediane leeftijd was 47 jaar (range 21-74). Het cohort omvatte zeventien patiënten met osteosarcoom (43%), veertien met chondrosarcoom (35%; tien conventioneel en vier gededifferentieerd; DDCS), acht met Ewing sarcoom (20%), en één met niet-gedifferentieerd pleiomorf sarcoom (2%). De mediane follow-up was 39,8 maanden. De figuur laat zien dat het zes-maands PFS-percentage 42% was (95%-bti 27-58) waarmee voldaan werd aan het criterium voor werkzaamheid. De mediane PFS was 3,8 maanden (95%-bti 2,7-4,8) en de mediane OS was 11,9 maanden (5,6-18,2). De ORR was 5%, met twee partiële responsen en negentien patiënten met stabiele ziekte. Graad 3 of hoger adverse events waren neutropenie (15% van de patiënten), hypertensie (15%), anemie (12,5%), ALT/AST-verhoging (12,5%), en pneumonitis (2,5%). Zeventien procent van de patiënten discontinueerden de behandeling wegens toxiciteit, waaronder één patiënt met behandelings-gerelateerde graad 5 pneumonitis.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van nivolumab en sunitinib werkzaamheid had onder patiënten met aBS, maar ook aanzienlijke toxiciteit veroorzaakte.

1.Palmerini E, Lopez Pousa A, Grignani G et al. Nivolumab and sunitinib in patients with advanced bone sarcomas: a multicenter, single-arm, phase 2 trial. Cancer 2024.35628

Summary: The phase 1-2 IMMUNOSARC trial, at eight centers in Italy and Spain, found activity but also significant toxicity of the combination of nivolumab and sunitinib among patients with advanced bone sarcomas.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Single-center fase 2 studie van conversie chemoradiotherapie gevolgd door immuunchemotherapie voor ESCC (0)
2024-11-15 13:00   ( Nieuws )
Tags:  NEXUS-1 trial unresectable locally advanced ESCC
Dr. Yin LiVanwege afwezigheid van vroege symptomen en robuuste diagnostische markers heeft slechts ongeveer de helft van de patiënten met squameus celcarcinoom van de slokdarm (ESCC) bij presentatie potentieel resectabele ziekte. De fase 2-studie NEXUS-1 van de Chinese Academy of Medical Sciences and Peking Union Medical College (Beijing) heeft de mogelijkheid van conversie door chemoradiotherapie (CRT) gevolgd door immuunchemotherapie (iCT) voor aanvankelijk niet-resectabel lokaal-gevorderd ESCC geïnventariseerd. Dr. Yin Li en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde patiënten die radiotherapie (50 Gy in 25 fracties vijf dagen per week) plus vijf weken nab-paclitaxel (100 mg iedere zeven dagen) en cisplatine (25 mg/m2 iedere zeven dagen) kregen gevolgd door twee drie-weekse cycli van tislelizumab 200 mg op dag één plus nab-paclitaxel plus cisplatine op dag twee). Patiënten die beoordeeld werden als geconverteerd ondergingen twee tot vier weken later chirurgie. Het primaire eindpunt was percentage patiënten zonder progressie na een jaar.

Onder de dertig geïncludeerde patiënten die CRT kregen waren er 24 die iCT voltooiden. Twintig patiënten (66,7%) bereikten resectabiliteit (95,2% R0; 65,0% pathologische complete respons; 90,0% majeure pathologische respons. Het één-jaars PFS-percentage was 79,4% en het één-jaars overall survival percentage was 89,6%. De R0-resectiegroep had significant langere mediane PFS (niet bereikt versus 8,4 maanden; HR 0,28; p=0,02) en mediane OS (niet-bereikt versus 19,2 maanden; HR 0,18; p<0,01) dan de niet-chirurgiegroep. Graad 3 of 4 adverse events werden gezien in elf van dertig patiënten (36,7%).

De onderzoekers concluderen dat conversie CRT gevolgd door iCT gevolgd door chirurgie een veelbelovende behandelstrategie was voor patiënten met aanvankelijk niet-resectabel lokaal-gevorderd ESCC.

1.Wang C, Kang C, Zhang R et al. Chemoradiotherapy and subsequent immunochemotherapy as conversion therapy in unresectable locally advanced esophageal squamous cell carcinoma: a phase II NEXUS-1 trial. Clin Cancer Res 2024; epub ahead of print

Summary: The phase 2 NEXUS-1 trial, at the Chinese Academy of Medical Sciences and Peking Union Medical College (Beijing), found that chemoradiotherapy and subsequent immunochemotherapy resulted in conversion of initially unresectable locally advanced ESCC to resectability in 66.7% of patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 3-studie van hyperthermische intraperitoneale chemotherapie voor recidiverend ovariumcarcinoom (0)
2024-11-14 16:00   ( Nieuws )
Tags:  CHIPOR trial recurrent EOC HIPEC
Prof. Jean-Marc ClasseHyperthermische intraperitoneale chemotherapie (HIPEC) bij interval cytoreductieve chirurgie (CRS) voor epitheliaal ovariumcarcinoom (EOC) is geassocieerd met verbetering van de overall survival, maar de rol van HIPEC voor recidiverend EOC is niet duidelijk. De fase 3-studie CHIPOR, in 31 centra in België, Canada, Frankrijk, en Spanje, heeft HIPEC tijdens chirurgie voor eerste recidief van EOC geëvalueerd. Prof. Jean-Marc Classe (Institut de Cancérologie de l’Ouest, Saint Herblain, Frankrijk) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

De studie includeerde patiënten met een eerste recidief van EOC tenminste zes maanden na voltooiing van platina-gebaseerde chemotherapie. De patiënten waren achttien jaar of ouder en hadden een WHO performance status 0 of 1. De patiënten kregen zes cycli platina-gebaseerde chemotherapie met of zonder bevacizumab, waarna patiënten die CRS konden ondergaan 1:1 werden gerandomiseerd naar HIPEC (n=207) of geen HIPEC (n=208) tijdens de CRS. Het primaire eindpunt was overall survival. Op het moment van de nu gepubliceerde analyse was de mediane follow-up 6,2 jaar (IQR 4,1-8,1) en waren 268 patiënten overleden: 61% in de HIPEC-groep en 68% in de niet-HIPEC groep. De mediane OS was 54,3 maanden in de HIPEC-groep en 45,8 maanden in de niet-HIPEC groep (sHR 0,73; p=0,024). Graad 3 of hoger adverse events in de eerste 60 dagen na chirurgie werden gezien in 49% van de patiënten in de HIPEC-groep en 27% van de patiënten in de niet-HIPEC groep.

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van HIPEC aan CRS na respons op platina-gebaseerde chemotherapie bij eerste recidief van EOC geassocieerd was met significante verbetering van de OS.

1.Classe J-M, Meeus P, Hudry D et al. Hyperthermic intraperitoneal chemotherapy for recurrent ovarian cancer (CHIPOR): a randomised, open-label, phase 3 trial. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The multinational phase 3 CHIPOR trial found that adding HIPEC to cytoreductive surgery after response to platinum-based chemotherapy at first epithelial ovarian cancer recurrence significantly improved overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)