Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Kenmerken en uitkomsten van mammacarcinoom gerelateerd aan ras/etniciteit in Canada (0)
2024-11-04 13:00   ( Nieuws )
Tags:  BC characteristics and outcomes related to race ethnicity in Canada
Dr. Anna WilkinsonEr is geen duidelijkheid over kenmerken en uitkomsten van mammacarcinoom (BC) in vrouwen van verschillende rassen en etniciteiten. Een bevolkings-gebaseerde retrospectieve studie in het etnisch sterk gevarieerde Canada heeft de associatie van ras/etniciteit met incidentie en mortaliteit van mammacarcinoom geïnventariseerd. Dr. Anna Wilkinson (University of Ottawa) en collega’s publiceren de studie in The Oncologist.1

In 2006 en 2011 Canadian Census Healt and Environment databases identificeerden de onderzoekers 47.105 BC-patiënten in de leeftijd van 20 jaar of ouder. Vergeleken met blanke vrouwen in de leeftijd van 40 tot 50 jaar was de leeftijd-specifieke incidentie hoger onder Filipina vrouwen (RR 1,27; 95%-bti 1,11-1,46) en multi-etniciteit vrouwen (1,57; 1,18-2,08) in deze leeftijdsgroep; onder vrouwen in de leeftijd van 50 tot 60 jaar was de leeftijd-specifieke incidentie hoger onder Filipina vrouwen (1,16; 1,02-1,31) en Arabische vrouwen (1,30; 1,02-1,65) vergeleken met blanke vrouwen. De mediane leeftijd bij diagnose was 63 jaar onder blanke vrouwen en 52 tot 60 jaar onder vrouwen van andere rassen/etniciteiten, met 22,4% tot 41,1% voor de leeftijd 50 jaar vergeleken met 16,6% onder blanke vrouwen (p<0,001). BC werd minder vaak (p<0,05) in stadium I gediagnostiseerd onder Filipina vrouwen (38,6%), zwarte vrouwen (39,2%), Zuid-Aziatische vrouwen (40,6%) en First Nation vrouwen (40,7%) dan onder blanke vrouwen (46,5%) en Chinese vrouwen (49,6%). Zwarte vrouwen hadden een hoger percentage van BC diagnose in stadium III en IV gecombineerd (26,3%) dan blanke vrouwen (17,0%; p=0,001). Het percentage triple-negatief BC onder zwarte vrouwen (20,5%) was hoger dan onder blanke vrouwen (9,5%; p<0,001). Vergeleken met blanke vrouwen was de leeftijd-specifieke BC-mortaliteit hoger onder zwarte vrouwen in de leeftijd van 40 tot 50 jaar (RR 1,4; 1,06-1,85) en onder First Nations vrouwen (1,21; 1,01-1,45) en Métis vrouwen (1,48; 1,15-1,91) in de leeftijd van 60 tot 70 jaar.

De onderzoekers concluderen dat vergeleken met blanke vrouwen, andere Canadese vrouwen een eerdere piek-leeftijd van BC diagnose hadden en hogere percentages van diagnosen in de leeftijd onder 50 jaar.

1.Wilkinson AN, Ng C, Ellison LF, Seely JM. Breast cancer incidence and mortality, by age, stage and molecular subtypes, by race/ehtnicity in Canada. The Oncologist 2024,oyae283

Summary: A retrospective study in Canada found that compared to White women, other women had an earlier peak age of breast cancer diagnosis and higher proportions of cases diagnosed under age 50. There was a higher age-specific breast cancer mortality among Black women aged 40-49 years and First Nations and Métis women aged 60-69.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Bevolkings-gebaseerde patiënt-controlestudie van associatie tussen adipositas en risico van young-onset breast cancer subtypen (0)
2024-11-03 16:00   ( Nieuws )
Tags:  Young Women’s Health History Study adiposity and risk of YOBC subtypes
Prof. Ellen VelieEr is geen duidelijkheid over de rol van adipositas in vrouwen bij de ontwikkeling van young-onset breast cancer (YOBC; diagnose voor de leeftijd vijftig jaar) subtypen. De bevolkings-gebaseerde Young Women’s Health History Study heeft de associatie van adipositas met het risico van luminal A, luminal B, HER2+, en triple-negatief (TN) mammacarcinoom geïnventariseerd. Prof. Ellen Velie (University of Wisconsin, Madison) en collega’s publiceren de studie in Cancer Epidemiology, Biomarkers & Prevention.1

In de SEER-databases voor Los Angeles County en Metropolitan Detroit identificeerden de onderzoekers 1812 patiënten met invasief YOBC, die ze vergeleken met 1381 gematchte controlevrouwen. Informatie over algemene adipositas (body mass index) en centrale adipositas (middelomtrek en middelomtrek/lichaamslengte-verhouding [WHR]) werd verkregen uit in-person interviews met de deelnemers en metingen. De analyses lieten zien dat obesitas in jongvolwassen vrouwen invers geassocieerd was met luminal A YOBC (OR 0,35; 95%-bti 0,16-0,79); de associaties van obesitas met andere subtypen waren niet significant. Volwassen overgewicht (OR 0,66; 95%-bti 0,48-0,91) en obesitas (0,59; 0,46-0,87) waren eveneens invers geassocieerd het het risico van luminal A YOBC maar niet andere subtypen. Grotere middelomtrek was geassocieerd met hoger risico van luminal B YOBC (OR 1,48; 95%-bti 1,01-2,15) en TN YOBC (2,48; 1,52-3,88) maar niet van andere subtypen; met vergelijkbare resultaten voor WHR.

De onderzoekers concluderen dat hogere algemene adipositas geassocieerd is met verlaagd risico van luminal A YOBC, terwijl hogere central adipositas geassocieerd is met verhoogd risico van luminal B en TN YOBC.

1.Marcus Post L, Pathak DR, Hamilton AS et al. Adiposity throughout adulthood and risk of young-onset breast cancer tumor subtypes in the Young Women’s Health History Study. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 2024; epub ahead of print

Summary: The Young Women's Health History Study found that greater general adult adiposity is associated with reduced odds of luminal A young-onset breast cancer, whereas greater central adiposity is associated with increased odds of luminal B and triple-negative young-onset breast cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen fysieke activiteit voor de leeftijd 35 jaar en risico van mammacarcinoom voor de leeftijd 40 jaar (0)
2024-11-03 13:00   ( Nieuws )
Tags:  breast cancer risk before age 40 years physical activity during adolescence and early adulthood
Prof. Mary Beth TerryDe incidentie van mammacarcinoom (BC) in vrouwen jonger dan veertig jaar neemt toe. Er is behoefte aan inzicht in risicofactoren voor BC in jonge vrouwen. Een multinationale cohortstudie heeft de associatie tussen recreationele fysieke activiteit (RPA) en het risico van BC in vrouwen voor de leeftijd van veertig jaar geïnventariseerd. Prof. Mary Beth Terry (Columbia University, New York) en collega’s publiceren de studie in Cancer Epidemiology, Biomarkers & Prevention.1

De studie in uitgevoerd in het cohort van de Prospective Family Study, dat is verrijkt met vrouwen met familiegeschiedenis van BC. Onder de 26.438 vrouwen in het cohort kregen 2508 een diagnose BC voor de leeftijd van veertig jaar. De vrouwen rapporteerden hun gemiddelde matige of inspannende RPA tijdens de adolescentie (12 tot en met 17 jaar) en vroeg-volwassen jaren (25 tot en met 34 jaar). Vrouwen in het hoogste versus laagste kwartiel van RPA tijdens de adolescentie hadden een 12% verlaagd risico van BC voor de leeftijd veertig jaar (HR 0,88; 95%-bti 0,78-0,98); vrouwen in het hoogste versus laagste kwartiel van RPA tijdens hun vroeg-volwassen jaren hadden een 16% verlaagd risico van BC voor de leeftijd veertig jaar (0,84; 0,74-0,95); vrouwen in het hoogste versus laagste kwartiel in beide perioden hadden een 22% lager risico van BC voor de leeftijd veertig jaar (0,78;0,68-0,89).

De onderzoekers concluderen dat RPA tijdens adolescentie en vroeg-volwassen jaren geassocieerd kan zijn met verlaagd risico van BC voor de leeftijd 40 jaar.

1.Kehm RD, Genkinger JM, Knight JA et al. Physical activity during adolescence and early adulthood and breast cancer risk before age 40 years.

Summary: Analysis in the cohort of the multinational Prospective Family Study, which is enriched with women who have a breast cancer family history, found that moderate or strenuous recreational physical activity during adolescence and early adulthood may lower risk of breast cancer before age 40.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van camizestrant versus fulvestrant voor ER-positief HER2-negatief postmenopauzaal gevorderd mammacarcinoom (0)
2024-11-02 16:00   ( Nieuws )
Tags:  SERENA-2 camizestrant
Dr. Mafalda OliveiraResistentie tegen endocriene therapie in HR-positief mammacarcinoom is een uitdaging. De multinationale gerandomiseerde fase 2-studie SERENA-2 heeft de volgende-generatie orale selective estrogen receptor degrader (SERD) camizestrant vergeleken met de eerste goedgekeurde SERD fulvestrant onder postmenopauzale vrouwen met ER-positief HER2-negatief gevorderd mammacarcinoom (ER+ HER2- aBC). Dr. Mafalda Oliveira (Vall d’Hebron Instituut voor Oncologie, Barcelona) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

SERENA-2 werd uitgevoerd in 74 centra op drie continenten. De studie includeerde 240 patiënten, die 1:1:1:1 werden gerandomiseerd naar eenmaal daags oraal camizestrant 75 mg (n=74), 150 mg (n=73), 300 mg (n=20; vroegtijdig gesloten), of intramusculair fulvestrant 500 mg (per label). De mediane follow-up was 16,6 maanden in de camizestrant 75 mg-groep, 16,3 maanden in de camizestrant 150 mg-groep, en 14,7 maanden in de fulvestrantgroep. De mediane progressievrije overleving was 7,2 maanden (90%-bti 3,7-10,9) met camizestrant 75 mg; 7,7 maanden (5,5-12,9) met camizestrant 150 mg; en 3,7 maanden (2,0-6,0) met fulvestrant. De HR voor camizestrant 75 mg versus fulvestrant was 0,59 (p=0,017) en de HR voor camizestrant 150 mg versus fulvestrant was 0,64 (p=0,009). Treatment-related adverse events werden gerapporteerd voor 53% van de patiënten in de camizestrant 75 mg-groep, 67% van de patiënten in de camizestrant 150 mg-groep, en 18% van de patiënten in de fulvestrantgroep. Er was geen enkele graad 3 of hoger TRAE die voorkwam in meer dan twee patiënten in elke groep. Geen van de patiënten overleed aan met de behandeling samenhangende oorzaak.

De onderzoekers concluderen dat onder postmenopauzale patiënten met ER+ HER2- aBC camizestrant 75 en 150 mg resulteerde in significant PFS-profijt vergeleken met fulvestrant.

1.Oliveira M, Pominchuk D, Nowecki Z et al. Camizestrant, a next-generation oral SERD, versus fulvestrant in post-menopausal women with oestrogen receptor-positive, HER2-negative advanced breast cancer (SERENA-2): a multi-dose, open-label, randomised, phase 2 trial. Lancet Oncol 2024;25:1424-1439

Summary: The multinational randomized phase 2 SERENA-2 trialfound that among postmenopausal women with ER-positive HER2-negative advanced breast cancer, oral camizestrant at 75 mg and 150 mg once daily resulted in significant progression-free survival benefit versus fulvestrant.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Real-world werkzaamheid van atezolizumab als latere-lijns behandeling voor gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (0)
2024-11-02 13:00   ( Nieuws )
Tags:  aNSCLC later-line atezolizumab
Dr. Milica KontićImmuuncheckpointremmers zoals atezolizumab hebben de uitkomsten van patiënten met gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (aNSCLC) verbeterd, met name in de tweedelijns setting na progressie op platina-gebaseerde chemotherapie. Een retrospectieve real-world studie in Servië heeft werkzaamheid van atezolizumab voor aNSCLC in latere lijnen van de behandeling geïnventariseerd. Dr. Milica Kontić (Universiteit van Belgrado) en collega’s publiceren de studie in Cancers.1

De studie includeerde 147 aNSCLC-patiënten die na progressie op eerstelijns platina-gebaseerde chemotherapie atezolizumab kregen als tweede- of latere-lijns behandeling. De overall response rate op atezolizumab was 15% en de disease control rate was 57,9%. De mediane progressievrije overleving vanaf de start van atezolizumab was 7,13 maanden en de mediane overall survival was 38,6 maanden. De figuur laat zien dat er geen significante verschillen waren in PFS met atezolizumab als tweede- versus latere-lijns behandeling (A), of tweede/derde- versus latere-lijns behandeling (B), dat patiënten die immuun-gerelateerde bijwerkingen hadden niet-significant betere PFS dan patiënten zonder irAEs (D), en dat patiënten met goede performance status (ECOG 1 of 2) significant betere PFS hadden dan patiënten met slechtere PS (C; mediaan 12,03 versus 1,63 maanden; p<0,0001).

De onderzoekers concluderen dat atezolizumab voor aNSCLC in de klinische praktijk werkzaam is in tweede en latere lijnen.

1.Kontić M, Marković F, Nikolić N et al. Efficacy of atezolizumab in subsequent lines of therapy for NSCLC patients: insights from real-world data. Cancers 2024;16:3696

Summary: Real-world data from two centers in Serbia showed that progression-free survival of advanced NSCLC patients did not significantly differ between patients receiving atezolizumab as second, third, or later line of therapy. Patients with good performance status had significantly better PFS than patients with poor performance status.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Cohortstudie van ischemische cardiotoxiciteit van aromataseremmers voor vroeg postmenopauzaal mammacarcinoom (0)
2024-11-01 16:00   ( Nieuws )
Tags:  AIT for EBC in postmenopausal patients ischemic cardiotoxicity
Prof. Mads MelbyeEr is geen consensus over het risico van ischemische cardiotoxiciteit van aromataseremmertherapie (AIT) voor mammacarcinoom. Een prospectieve cohortstudie in Denemarken heeft de associatie tussen AIT en ischemische cardiotoxiciteit in postmenopauzale patiënten met vroeg-stadium mammacarcinoom (EBC) geïnventariseerd. Prof. Mads Melbye (Universiteit van Kopenhagen) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

De studie includeerde 32.635 postmenopauzale patiënten met een EBC-diagnose geregistreeerd in de database van de Danish Breast Cancer Cooperative Group tussen begin 2009 en eind 2020. Onder de 29.118 patiënten zonder geschiedenis van cardiovasculaire ziekte kregen 22.135 AIT en 6983 geen AIT. Majeure ongunstige cardiovasculaire gebeurtenissen (MACE; acuut myocardinfarct of ischemische stroke) tijdens de follow-up werden gezien in 510 patiënten in de AIT-groep (4,3 per 1000 persoonsjaren) en 170 patiënten in de niet-AIT groep (4,1 per 1000 persoonsjaren) overeenkomend met een gecorrigeerd HR van 0,91 (95%-bti 0,73-1,14). Onder de 3517 patiënten met geschiedenis van cardiovasculaire ziekten werden 158 MACE gezien onder 2661 patiënten die AIT kregen (12,4 per 1000 persoonsjaren) en 50 onder 856 patiënten die geen AIT kregen (12,1 per 1000 persoonsjaren) overeenkomend met een HR van 0,81 (95%-bti 0,58-1,15).

De onderzoekers concluderen dat de studie geen klinisch relevante ischemische cardiotoxiciteit van AIT voor postmenopauzaal EBC heeft laten zien.

1.Lund M, Corn G, Jensen M-B et al. Ischaemic cardiotoxicity of aromatase inhibitors in postmenopausal patients with early breast cancer in Denmark: a cohort study of real-world data. Lancet Oncol 2024;25:1496-1506

Summary: A prospective cohort study in Denmark found no clinically relevant ischemic cardiotoxicity of aromatase inhibitor treatment for early breast cancer in postmenopausal women.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van enfortumab vedotin voor eerder-behandeld gevorderd hoofd-halscarcinoom (0)
2024-11-01 14:26   ( Nieuws )
Tags:  EV-202 trial R M HNC enfortumab vedotin
Dr. Paul SwiecickiPatiënten met niet-resectabel recidiverend of metastatisch hoofd-halscarcinoom (R/M HNC) hebben een slechte prognose. In HNC wordt vaak expressie van nectine-4 gezien. De multicenter multicohort fase 2-studie EV-202 evalueert het op nectine-4 gerichte antibody-drug conjugate enfortumab vedotin (EV) voor solide tumoren met nectine-4 expressie. Dr. Paul Swiecicki (University of Michigan, Ann Arbor) en collega’s publiceren resultaten van het R/M HNC-cohort in het Journal of Clinical Oncology.1


Het cohort telde 46 patiënten met R/M HNC, die eerder een PD-(L)1 remmer en platina-gebaseerde therapie voor gevorderde ziekte hadden gekregen. De mediane leeftijd was 65 jaar (range 33-81); 40 patiënten waren mannen. De meeste patiënten (52,2%) hadden drie of meer lijnen systemische therapie gekregen. De patiënten kregen intraveneus EV 1,25 mg/kg op dagen één, acht, en vijftien van vier-weekse cycli. Het primaire eindpunt van de studie was door lokale onderzoekers beoordeelde objective response rate. De figuur laat zien dat de ORR 23,9% bedroeg, dat de disease control rate 56,5% bedroeg, en dat de mediane duur van respons tijdens mediaan 9,3 maanden follow-up niet bereikt werd (de mediane DOR was 9,4 maanden bij analyse na mediaan 11,3 maanden follow-up). De mediane progressievrije overleving was 3,9 maanden en de mediane overall survival was 6,0 maanden. De meest-waargenomen treatment-related adverse events waren alopecie (28,3% van de patiënten), vermoeidheid (26,1%), en perifere sensorische neuropathie (23,9%). Graad 3 of hoger TRAEs werden gezien in 34,8%.

De onderzoekers concluderen dat EV antitumoractiviteit had onder patiënten met zwaar-voorbehandeld HNC, zonder nieuwe veiligheidssignalen.

1.Swiecicki PL, Yilmaz E, Rosenberg AJ et al. Phase II trial of enfortumab vedotin in patients with previously treated advanced head and neck cancer. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: In the HNC cohort of the multicenter phase 2 EV-202 trial, enfortumab vedotin demonstrated antitumor activity among patients wit heavily pretreated recurrent or metastatic head and neck cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van tweedelijns onvansertib plus chemotherapie en bevacizumab voor KRAS-gemuteerd mCRC (0)
2024-11-01 12:51   ( Nieuws )
Tags:  KRAS-mutant metastatic colorectal cancer onvansertib
Prof. Heinz-Josef LenzOnvansertib is een selectieve polo-like kinase 1 (PLK1)-remmer, met sterke antitumorwerkzaamheid in preklinische modellen. Een multicenter fase 2-studie in de Verenigde Staten heeft de combinatie van onvansertib met FOLFIRI chemotherapie en bevacizumab geëvalueerd als tweedelijns behandeling na eerstelijns oxaliplatine en fluorouracil met of zonder bevacizumab voor KRAS-gemuteerd metastatisch colorectaalcarcinoom (mCRC). Prof. Heinz-Josef Lenz (University of Southern California, Los Angeles) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde 53 patiënten die onvansertib kregen (15 mg/m2 eens per dag op dagen een tot en met vijf en vijftien tot en met negentien van vier-weekse cycli), in combinatie met FOLFIRI en bevacizumab. Het primaire eindpunt was objective response rate. De ORR bedroeg 26,4% (95%-bti 15,3-40,3) en de mediane duur van respons was 11,7 maanden (9,4-NR). Graad 3 of 4 adverse events werden gerapporteerd in 62% van de patiënten. De figuur laat de resultaten zien van een exploratieve analyse van uitkomsten van de behandeling onder patiënten die wel versus niet in de eerste lijn bevacizumab hadden gekregen. De bevacizumab-naïeve patiënten hadden een ORR van 76,9% en een mediane PFS van 14,9 maanden vergeleken met 10% en 6,6 maanden onder de patiënten die eerder bevacizumab hadden gezien (voor ORR een odds ratio van 30,0; p<0,001; en voor PFS een HR van 0,16; p<0,001).

De onderzoekers concluderen dat onvansertib in combinatie met FOLFIRI en bevacizumab significante activiteit heeft laten zien als tweedelijns behandeling voor KRAS-gemuteerd mCRC, in het bijzonder onder patiënten die niet eerder bevacizumab hadden gekregen.

1.Ahn DH, Ridinger M, Cannon TL et al. Onvansertib in combination of with chemotherapy and bevacizumab in second-line treatment of KRAS-mutant metastatic colorectal cancer: a single-arm, phase II trial. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: A multicenter phase 2 trial in the USA found significant activity of onvansertib plus FOLFIRI and bevacizumab as second line treatment for KRAS-mutant mCRC, particularly in patients with no prior bevacizumab treatment.

  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)