Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Prospectieve studie van associatie van irAEs met werkzaamheid van durvalumab na CRT voor niet-resectabel stadium III NSCLC (0)
2024-03-24 16:00   ( Nieuws )
Tags:  durvalumab for NSCLC irAEs
Dr. Koji HarataniOntwikkeling van immuun-gerelateerde bijwerkingen (irAEs) voorspelt de werkzaamheid van PD-L1 remmers onder patiënten met metastatisch niet-kleincellig longcarcinoom (NSLC). De associatie van irAEs met werkzaamheid van PD-L1 remmers onder patiënten met niet-metastatisch NSCLC is niet bekend. Een multicenter prospectieve studie in Japan heeft deze associatie geïnventariseerd. Dr. Koji Haratani (Kindai Universiteit, Osaka) en collega’s publiceren de studie in het British Journal of Cancer.1

De studie includeerde patiënten met niet-resectabel stadium III NSCLC, die behandeld werden met het PACIFIC regime van durvalumab-onderhoud na chemoradiotherapie (CRT). De associatie tussen ontwikkeling van irAEs met progressievrije overleving werd geëvalueerd met een acht-weekse landmark-analyse en met een multivariabele analyse gecorrigeerd voor baseline factoren. irAEs werden gecategoriseerd als mild of niet-mild aan de hand van noodzaak van behandeling met systemische steroïden.

Onder de 127 geïncludeerde patiënten waren er 85 zonder irAEs, 21 met milde irAEs, en 21 met niet-milde irAEs. De figuur toont de resultaten van de analyses. De mediane PFS in deze drie groepen was 16,0 maanden respectievelijk niet-bereikt en 9,7 maanden. In multivariate analyse waren niet-milde irAEs geassocieerd met slechtere PFS vergeleken met geen irAEs (HR 3,86; 95%-bti 1,31-11,38) en ook vergeleken met milde irAEs (11,58; 2,11-63,63), terwijl milde irAEs geassocieerd waren met niet-significant betere PFS vergeleken met geen irAEs (0,30; 0,07-1,61).

De onderzoekers concluderen dat in deze patiëntenpopulatie de ontwikkeling van milde irAEs geasssocieerd was met betere PFS, terwijl ontwikkeling van niet-milde irAEs geassocieerd was met slechtere PFS, vergeleken met geen ontwikkeling van irAEs.

1.Haratani K, Nakamura A, Mamesaya N et al. Association of immune-related adverse events with durvalumab efficacy after chemoradiotherapy in patients with unresectable stage III non-small cell lung cancer. Br J Cancer 2024-02662-2

Summary: A multicenter prospective study in Japan found that among patients receiving durvalumab after chemoradiotherapy for unresectable stage III NSCLC, development of mild immune-related adverse events was associated with improved PFS, both compared with no development of irAEs and with development of nonmild irAEs.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van hoge-dosering vitamine D voor verlaging van botverlies met androgeendeprivatie voor prostaatcarcinoom (0)
2024-03-24 14:30   ( Nieuws )
Tags:  ADT for prostate cancer vitamin D to attenuate bone loss
Dr. Luke PepponeAndrogeendeprivatie therapie (ADT) kan de groei van prostaatcarcinoomtumoren remmer. ADT veroorzaakt echter ook verlies van botmineraaldichtheid (BMD) hetgeen leidt tot verhoogd risico van fracturen. Een gerandomiseerde fase 2-studie van de University of Rochester (NY) heeft hoge-dosering vitamine D (HDVD) voor verlaging van BMD-verlies geëvalueerd. Dr. Luke Peppone en collega’s publiceren de studie in Cancer.1

De studie includeerde prostaatcarcinoom-patiënten in de leeftijd van 60 jaar of ouder met een serum 25-hydroxyvitamine D-niveau lager dan 32 ng/ml die in de zes maanden voor inclusie begonnen waren met ADT. Alle patiënten kregen per dag 1000 mg calcium en 600 IE vitamine D. De 59 geïncludeerde patiënten (gemiddelde leeftijd 67,7 jaar) werden voor de duur van 24 weken 1:1 gerandomiseerd naar wekelijks 50.000 IE vitamine D (n=29) of placebo (n=30).

Na 24 weken interventie was het BMD-verlies van de heup 1,5% in de HDVD-groep versus 4,1% in de placebogroep (p=0,03). Het BMD-verlies van de femurhals bedroeg 1,7% in de HDVD-groep versus 4,4% in de placebogroep (p=0,06). Onder de patiënten met baseline BMD lager dan 27 ng/ml was het BMD-verlies van de heup 2,3% in de HDVD-groep versus 7,1% in de placebogroep (p<0,01). Er was tussen de groepen geen verschil in het voorkomen van adverse events.

De onderzoekers concluderen dat HDVD-suppletie resulteerde in significante vermindering van BMD-verlies onder patiënten die ADT kregen voor prostaatcarcinoom.

1.Peppone LJ, Kleckner AS, Fung C et al. High-dose vitamin D to attenuate bone loss in patients with prostate cancer on androgen deprivation therapy: a phase 2 RCT. Cancer 2024.35275

Summary: A randomized phase 2 trial at the University of Rochester, NY, found that among patients receiving androgen deprivation therapy for prostate cancer, high dose vitamin D suppletion significantly reduced bone mineral density loss, especially among patients with low baseline serum 25-hydroxyvitamin D levels.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van toevoeging van lokale behandeling voor hersenmetastasen aan osimertinib voor EGFR-gemuteerd NSCLC (0)
2024-03-24 12:52   ( Nieuws )
Tags:  BMs from EGFR-mutant NSCLC osimertinib plus local treatment versus osimertinib alone
Prof. Mashiro SeikeOsimertinib is een standaard-behandeling voor patiënten met EGFR-gemuteerd niet-kleincellig longcarcinoom, en is zeer effectief voor hersenmetastasen (BMs). Het is niet duidelijk of lokale behandeling voor BMs voorafgaand aan osimertinib de overleving van deze patiënten kan verbeteren. Een multicenter retrospectieve studie in Japan heeft de overlevingsimpact van LT onder deze patiënten geïnventariseerd. Prof. Masahiro Seike (Nippon Medical School, Tokio) en collega’s publiceren de studie in Lung Cancer.1

De studie includeerde 121 achtereenvolgende patiënten die tussen augustus 2018 en november 2021 in de deelnemende centra behandeld werden, onder wie 57 met EGFR 19 del- en 64 patiënten met L858R-mutatie. Vijfenveertig patiënten kregen upfront LT, en 76 patiënten kregen alleen osimertinib. In IPTW-gecorrigeerde analyse was de overall survival in de upfront LT-groep significant langer dan in de alleen-osimertinibgroep (mediaan niet-bereikt versus 31,2 maanden; p=0,021). De OS-HR was 0,37 (95%-bti 0,16-0,87), en de CNS-PFS HR was 0,36 (0,15-0,87).

De onderzoekers concluderen dat upfront LT voor BMs geassocieerd was met significant langere OS en CNS-PFS onder patiënten die osimertinib kregen voor EGFR-gemuteerd NSCLC.

1.Tozuka T, Noro R, Mizutani H et al. Osimertinib plus local treatment for brain metastases versus osimertinib alone in patients with EGFR-mutant non-small cell lung cancer. Lung Cancer 2024.107540

Summary: A multicenter retrospective study in Japan found that among patients receiving osimertinib for EGFR-mutant NSCLC with brain metastases, upfront local treatment of the brain metastases was associated with improved overall survival and CNS progression-free survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Klinische uitkomsten van HER2-laag versus HER2-negatief mammacarcinoom (0)
2024-03-23 16:00   ( Nieuws )
Tags:  HER2-low versus HER2-negative breast cancer
Prof. Thaer KhouryHet is niet duidelijk of mammacarcinoom (BC) met lage HER2-expressie (HER2-laag) een afzonderlijke entiteit is, of dient te worden gezien als onderdeel van HER2-negatief BC. Een studie in een prospectief cohort van Kaiser Permanente Northern California (Oakland) en Roswell Park Comprehensive Cancer Center (Buffalo NY) heeft klinische uitkomsten van HER2-laag en HER2-negatief BC vergeleken. Prof. Thaer Khoury (Roswell Park) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

HER2-laag werd gedefinieerd als IHC 1+ of 2+ (ISH-negatief) en HER2-negatief als IHC 0+. Onder de 2200 patiënten geïncludeerde patiënten (allen vrouwen; gemiddelde leeftijd 60,4 ± 11,9 jaar) hadden 1295 (57,2%) HER2-laag tumoren. De hormoonreceptoren (HR) waren positief in 1956 patiënten (88,9%).

De figuur laat zien dat er geen verschillen waren in uitkomsten tussen HER2-laag en HER2-negatief tumoren binnen de HR-positieve groep, maar dat binnen de HR-negatieve groep patiënten met HER2-laag tumoren vergeleken met patiënten met HER2-negatieve tumoren betere overall survival (HR 0,54; p=0,02), recidiefvrije overleving (0,53; p=0,03), en ziektespecifieke mortaliteit (0,43; p=0,01) hadden. In multivariabele overlevingsanalyse gestratificeerd naar HR-status en gecorrigeerd voor bekende covariaten, hadden patiënten met HER2-lage en HR-negatieve tumoren lagere overall mortaliteit (HR 0,48; p=0,009), recidiefvrije overleving (0,45; p=0,02), en ziektespecifieke mortaliteit (sHR 0,21; p<0,001) vergeleken met patiënten met HER2-negatieve en HR-negatieve tumoren. Binnen de groep met HR-negatieve tumoren hadden patiënten met HER2-laag tumoren en hoge tumorinfiltrerende lymfocytwaarden (cutoff 30%) betere overleving voor alle drie de uitkomsten dan patiënten met HER2-negatief en laag-TIL tumoren.

De onderzoekers concluderen dat er significante overlevingsverschillen waren tussen patiënten met HER2-laag en HER2-negatief tumoren, hetgeen suggereert dat HER2-laag een aparte ziekte-entiteit is.

1.Khoury T, Mendicino L, Payne Ondracek R et al. Clinical, epidemiologic, and pathologic significance of ERBB2-low expression in breast cancer. JAMA Network Open 2024;7:243345

Summary: Analysis in a cohort of patients with HER2-low and HER2-negative breast cancer found significant differences in survival outcomes between the two groups.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Inventarisatie van behandelings-gerelateerde bijwerkingen onder real-world patiënten met metastatisch mammacarcinoom (0)
2024-03-23 14:30   ( Nieuws )
Tags:  mBC treatment-related side effects
Prof. Aditya BardiaDe introductie van effectieve behandelingen zoals gerichte therapie en immuuntherapie heeft geresulteerd in langere overleving van patiënten met metastatisch mammacarcinoom (mBC). De ziekte blijft echter ongeneeslijk, en de meeste patiënten zullen de behandeling levenlang ondergaan. Bij start van de therapie krijgen de patiënten gewoonlijk een dosering voorgeschreven op basis van de hoogst-verdragen dosering zoals vastgesteld in fase 1-studies. Het Patient-Centered Dosing Initiative (PCDI), een samenwerkingsverband tussen patiëntadvocaten en oncologen, heeft een survey ontwikkeld voor het inventariseren van de prevalentie en de ernst van door mBC-patiënten ervaren behandelings-gerelateerde bijwerkingen. Prof. Aditya Bardia (University of California Los Angeles) en collega’s publiceren resultaten van de survey in JCO Oncology Practice.1

Het PCDI verspreidde de online survey onder mBC-patiënten. Van de 1221 respondenten rapporteerden 1051 (86%) tenminste één significante behandelings-gerelateerde bijwerking. Onder deze 1051 patiënten rapporteerden 213 (20,3%) tenminste één bezoek aan een ziekenhuis/afdeling spoedeisende hulp en 454 (43,2%) het missen van tenminste één behandeling. Bijna alle patiënten met bijwerkingen (n=1026; 97,6%) informeerden hun behandelaar, en 838 (81,7%) kregen assistentie. Onder de 556 patiënten die een doseringsreductie voorgeschreven kregen rapporteerden 459 (82,6%) verbetering. Iets meer dan de helft van de patiënten (n=651; 53,3%) gaf aan niet te geloven dat een hogere dosering altijd effectiever is dan een lagere dosering.

De onderzoekers concluderen dat er behoefte is aan innovatieve doserings-strategieën die werkzaamheid van de behandeling afwegen tegen de impact op welzijn van de patiënt.

1.Loeser A, Kim JS, Peppercorn J et al. The right dose: results of a patient advocate-led survey of individuals with metastatic breast cancer regarding treatment-related side effects and views about dosage assessment to optimize quality of life. JCO Oncology Practice 2024.00539

Summary: A survey by the Patient-Centered Dosing Initiative found that the majority of patients with metatatic breast cancer experienced at least one substantial treatment-related side effect, and that most patients given a dose reduction reported improvement.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Verbeteringen in post-tranplantatie uitkomsten van oudere AML-patiënten in de EBMT-ALWP sinds het jaar 2000 (0)
2024-03-23 13:00   ( Nieuws )
Tags:  EBMT ALWP study AML improvent over time in posttransplant outcomes
Prof. Ali BazarbachiAcute myeloïde leukemie (AML) is een ziekte van oudere patiënten, met gemiddelde leeftijd bij diagnose 68 jaar. Een analyse in het cohort van de Acute Leukemia Working Party van de European Society for Blood and Marrow Transplantation (EMBT ALWP)-studie heeft real-world veranderingen in uitkomsten na allogene hematopoïetische celtransplantatie voor AML in oudere patiënten sinds het jaar 2000 onderzocht. Prof. Ali Bazarbachi (American University of Beirut, Libanon) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De onderzoekers identificeerden in het cohort 7215 patiënten in de leeftijd van 65 jaar of ouder (mediane leeftijd 68 jaar; range 65-80) die tussen begin 2000 en eind 2021 alloHCT ondergingen in eerste complete remissie (64% van de patiënten), tweede complete remissie (14%), of tijdens actieve ziekte (22%). De mediane folow-up was 40 maanden. De onderzoekers inventariseerden de uitkomsten in de drie jaar na de alloHCT, en vergeleken die voor de perioden 2000-2010 (728 patiënten), 2010-2015 (1775 patiënten), en 2015-2022 (4712 patiënten). In deze drie perioden daalde de incidentie van relapse van 37% via 31% naar 30% (p=0,001). De nonrelapse mortaliteit daalde van 31% en 31% naar 27% (p=0,003). De drie-jaars leukemievrije overleving nam toe van 32% via 38% naar 44% (p=0,001), en de drie-jaars overall survival nam toe van 37% via 42% naar 49% (p=0,001). In multivariate analyse waren er significante verbeteringen in incidentie van relapse, leukemievrije overleving, en overall survival, terwijl de nonrelapse mortaliteit ongewijzigd bleef. De verbeteringen werden gezien ongeacht de ziektestatus bij transplantatie.

De onderzoekers concluderen dat onder oudere AML-patiënten in het EMBT ALWP cohort de post-transplantatie uitkomsten sinds het jaar 2000 significant verbeterd zijn.

1.Bazarbachi A, Labopin M, Moukalled N et al. Improvements in posttransplant outcomes over two decades in older patients with acute myeloid leukemia in the EBMT ALWP study. Clin Cancer Res 2024; epub ahead of print

Summary: Analysis in the cohort of the EMBT ALWP study found that among older AML patients improvement occurred in posttransplant outcomes since the year 2000.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 3-studie van ribociclib plus endocriene therapie voor vroeg-stadium mammacarcinoom (0)
2024-03-22 16:00   ( Nieuws )
Tags:  NATALEE trial HR-positive HER2-negative early breast cancer ET with or without ribociclib
Prof. Dennis SlamonRibociclib levert een significant overall survival profijt onder patiënten met HR-positief HER2-negatief gevorderd mamacarcinoom. Of dit ook het geval is onder patiënten met vroeg-stadium mammacarcinoom (EBC) is nog niet duidelijk. De multinationale fase 3-studie NATALEE heeft toevoegen van ribociclib aan endocriene therapie voor HR-positief HER2-negatief EBC geëvalueerd. Prof. Dennis Slamon (University of California Los Angeles) en collega’s publiceren een interimanalyse van de studie in The New England Journal of Medicine.1

NATALEE includeerde 5101 patiënten met stadium II of III HR-positief HER2-negatief EBC, die 1:1 werden gerandomiseerd naar drie jaar ribociclib (400 mg per dag gedurende de eerste drie weken van vier-weekse cycli) plus tenminste vijf jaar een niet-steroïdale aromataseremmer (NSAI; letrozol of anastrazol) eens per dag of alleen NSAI. Mannen en premenopauzale vrouwen kregen ook gosereline eens per vier weken. Het primaire eindpunt was invasieve-ziektevrije overleving (IDFS).

Op het moment van de nu gepubliceerde interimanalyse was invasieve ziekte, recidief, of overlijden gezien in 426 patiënten. Er was een significant IDFS-profijt met ribociclib plus NSAI vergeleken met alleen NSAI. Het drie-jaars IDFS-percentage was 90,4% in de groep met ribociclib plus NSAI versus 87,1% in de groep met alleen NSAI (HR 0,75; p=0,003). Ook voor de secundaire eindpunten afstandsziekte-vrije overleving en recidiefvrije overleving was toevoegen van ribociclib aan NSAI geassocieerd met significant profijt. Er waren geen nieuwe veiligheidssignalen.

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van ribociclib aan NSAI voor HR-positief HER2-negatief stadium II of III EBC geassocieerd was met significante verbetering van IDFS (quick take video summary).

1.Slamon D, Lipatov O, Nowecki Z et al. Ribociclib plus endocrine therapy in early breast cancer. N Engl J Med 2024;390:1080-1091

Summary: The multinational phase 3 NATALEE trial found that among patients with HR-positive, HER2-negative early breast cancer, addition of ribociclib to a nonsteroidal aromatase inhibitor was associated with significantly improved invasive disease-free survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Systematisch overzicht en meta-analyse van studies van neoadjuvante chemo-immuuntherapie voor niet-kleincellig longcarcinoom (0)
2024-03-22 14:30   ( Nieuws )
Tags:  NSCLC neoadjuvant chemoimmunotherapy
Dr. Jonathan SpicerEr zijn tot op heden geen meta-analyses uitgevoerd van klinische uitkomsten met neoadjuvante chemo-immuuntherapie voor niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). Een systematisch overzicht en meta-analyse van gepubliceerde studies heeft uitkomsten met neoadjuvante chemo-immuuntherapie vergeleken met uitkomsten met neoadjuvante chemotherapie voor NSCLC. Dr. Jonathan Spicer (McGill University, Montreal, Canada) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Oncology.1

In de literatur tussen begin 2013 en 25 oktober 2023 identificeerden de onderzoekers acht voor het onderwerp relevante gerandomiseerd studies met tezamen 3387 patiënten. In gepoolde analyses resulteerde neoadjuvante chemo-immuuntherapie in vergelijking met neoadjuvante chemotherapie in betere overall survival (HR 0,65; 95%-bti 0,54-0,79; I2=0%), gebeurtenisvrije overleving (0,59; 0,52-0,67; 14,9%), majeure pathologische respons (RR 3,42; 2,83-4,15; 31,2%), en pathologisch complete respons (5,52; 4,25-7,15; 27,4%). Onder patiënten met tumoren met PD-L1 expressie lager dan 1% was neoadjuvante chemo-immuuntherapie versus chemotherapie niet significant geassocieerd met betere OS, maar wel met betere EFS (HR 0,74; 95%-bti 0,62-0,89; I2=0%).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met vroeg-stadium NSCLC neoadjuvante chemo-immuuntherapie superieur was aan neoadjuvante chemotherapie in termen van pathologische en overlevingsuitkomsten.

1.Sorin M, Prosty C, Ghaleb L et al. Neoadjuvant chemoimmunotherapy for NSCLC. A systematic review and meta-analysis. JAMA Oncol 2024.0057

Summary: Sytematic review and meta-analysis of published studies found that among patients with early-stage NSCLC, neoadjuvant chemoimmunotherapy was superior to neoadjuvant chemotherapy across surgical, pathological, and efficacy outcomes.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)