Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Camrelizumab plus rivoceranib versus sorafenib als eerstelijns behandeling voor niet-resectabel levercelcarcinoom (0)
2023-07-25 15:00   ( Nieuws )
Tags:  CARES-310 U M HCC camrelizumab plus rivoceranib
Prof. Shukui QinToevoegen van immuuntherapie aan anti-angiogene TKI is geassocieerd met verbetering van de overall survival onder patiënten met veel typen gevorderde solide tumoren, maar niet levercelcarcinoom. De multinationale fase 3-studie CARES-310 heeft de combinatie van camrelizumab (anti-PD-1) en rivoceranib (VEGFR2-gerichte therapie; aka apatinib) als eerstelijns behandeling voor niet-resectabel of metastatisch levercelcarcinoom (U/M HCC) geëvalueerd. Prof. Shukui Qin (Medische Universiteit van Nanjing, China) en collega’s publiceren resultaten van de studie in The Lancet.1

CARES-310 werd uitgevoerd in 95 centra in dertien landen. De studie includeerde 543 U/M HCC patiënten die 1:1 werden gerandomiseerd naar intraveneus camrelizumab 200 mg iedere twee weken plus oraal rivoceranib 250 mg eenmaal daags (n=272) of oraal sorafenib 400 mg tweemaal daags(n=271). Primaire eindpunten waren centraal geblindeerd beoordeelde progressievrije overleving en overall survival.

Op het moment van de primaire analyse van de PFS was de mediane follow-up 7,8 maanden (IQR 4,1-10,6). De mediane PFS was 5,6 maanden met camrelizumab-rivoceranib versus 3,7 maanden met sorafenib (HR 0,52; p<0,0001). Op het moment van de interimanalyse van de OS was de mediane follow-up 14,5 maanden (IQR 9,1-18,7). De mediane OS was 22,1 maanden met camrelizumab-rivoceranib versus 15,2 maanden met sorafenib (HR 0,62; p<0,0001). De figuur laat zien dat het OS-profijt met camrelizumab-rivoceranib versus sorafenib werd gezien in de meeste subgroepen.

De meest-gerapporteerde graad 3 of 4 treatment-related adverse events waren hypertensie (38% van de patiënten in de camrelizumab-rivoceranibgroep versus 15% van de patiënten in de sorafenibgroep), palmair-plantair erythrodysesthesie syndroom (12% versus 15%), toename van aspartaat-aminotransferase (17% versus 5%), en toename van alanine-aminotransferase (13% versus 3%). Treatment-related serious adverse events werden gerapporteerd voor 24% versus 6%. In elk van beide groepen overleed één patiënt aan oorzaken die met de behandeling samenhingen.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van eerstelijns camrelizumab plus rivoceranib vergeleken met sorafenib resulteerde in statistisch significante en klinische relevantie verlenging van PFS en OS onder patiënten met U/M HCC.

1.Qin S, Chan SL, Gu S et al. Camrelizumab plus rivoceranib versus sorafenib as first-line therapy for unresectable hepatocellular carcinoma (CARES-310): a randomised, open-label, international phase 3 study. Lancet 2023; epub ahead of print

Summary: The multinational phase 3 CARES-310 trial found that among patients with unresectable or metastatic hepatocellular carcinoma, the combination of first-line camrelizumab and rivoceranib compared with sorafenib resulted in statistically significant and clinically meaningful PFS and OS benefit.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Klinische implicaties van reversiemutaties in gevorderd pancreascarcinoom met PVs in BRCA1/2 of PALB2 na progressie op rucaparib (0)
2023-07-25 13:30   ( Nieuws )
Tags:  aPDAC progressing on rucaparib
Dr. Kim ReissPARP-remming (PARPi) is een effectieve onderhoudstherapie-optie voor patiënten met BRCA1/2- of PALB2-gemuteerd pancreascarcinoom. De mechanismen van ontstaan van resistentie tegen PARPi en de optimale behandeling na het ontstaan van resistentie zijn niet duidelijk. Een retrospectieve studie van de University of Pennsylvania (Philadelphia) heeft klinische implicaties van reversiemutaties geïnventariseerd in patiënten met gevorderd pancreascarcinoom (aPDAC) en pathogene varianten in BRCA1/2 of PALB2 met progressieve ziekte op rucaparib. Dr. Kim Reiss en collega’s publiceren die studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde 42 patiënten met platina-gevoelig BRCA1/2- of PALB2 gerelateerd aPDAC die onderhoudsbehandeling met rucaparib kregen. Er waren 32 patiënten die resistentie tegen rucaparib ontwikkelden. In celvrij DNA-monsters analyseerde de onderzoekers de aanwezigheid van reversiemutaties. Onder de patiënten met resistentie tegen rucaparib werden reversiemutaties gedetecteerd in 5 van 30 patiënten (16,6%). Reversiemutaties waren significant geassocieerd met snelle resistentie tegen rucaparib (mPFS 3,7 versus 12,5 maanden; p=0,001) en slechte overall survival (mOS 6,2 versus 23,0 maanden; p<0,0001). Alle patiënten met reversiemutaties kregen re-challenge met platina-gebaseerde therapie en hadden korter profijt van deze therapie dan patiënten zonder reversie (TTD 2,4 versus 5,8 maanden; p=0,004) en hadden ook slechtere OS na initiatie van deze behandeling (5,5 versus 12,0 maanden; p=0,002).

De onderzoekers concluderen dat verkregen reversiemutaties niet zeer frequent waren onder patiënten met BRCA1/2- of PALB2-gemuteerd aPDAC die resistentie ontwikkelden tegen onderhoudsbehandeling met rucaparib, maar wel geassocieerd waren met slechte uitkomsten.

1.Brown TJ, Yablonovitch A, Till JE et al. The clinical implications of reversions in patients with advanced pancreatic cancer and pathogenic variants in BRCA1, BRCA2, or PALB2 after progression on rucaparib. Clin Cancer Res 2023; epub ahead of print

Summary: A retrospective trial at the University of Pennsylvania (Philadelphia) found that among patients with advanced BRCA or PALB2 related PDAC who received maintenance rucaparib, acquired reversion variants were uncommon but detrimental, leading to rapid progression on PARPi, rapid failure of subsequent platinum-bsed treatment, an poor overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Acute toxiciteit met magnetische resonantie-geleide adaptieve versus CT-geleide SBRT voor prostaatcarcinoom (0)
2023-07-25 12:00   ( Nieuws )
Tags:  prostate cancer MRg-A-SBRT
Dr. Jonathan LeemanStereotactische radiotherapie (SBRT) voor prostaatcarcinoom wordt in toenemende mate gebruikt, maar prostaat-SBRT met standaard-technieken is geassocieerd met significant risico van toxiciteit. Een meta-analyse van gepubliceerde studies heeft het risico van acute urinaire en gastroïntestinale toxiciteit vergeleken voor magnetic resonance-guided adaptive (MRg-A)-SBRT versus standaard CT-geleide SBRT. Dr. Jonathan Leeman (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de studie in Cancer.1

De meta-analyse includeerde 29 prospectieve studies met tezamen 2547 patiënten, gepubliceerd tussen begin 2018 en eind augustus 2022. De gepoolde schattingen van graad 2 of hoger acute genito-urinaire toxiciteit waren 16% (95%-bti 10-24) voor MRg-A-SBRT en 28% (23-33) voor CT-SBRT en de gepoolde schattingen van graad 2 of hoger gastroïntestinale toxiciteit waren 4% (2-7) voor MRg-A-SBRT en 9% (6-12) voor CT-SBRT. In meta-regressieanalyse waren de ORs van acute G2+ GU en GI-toxiciteit voor MRg-A-SBRT versus CT-SBRT 0,56 (p=0,04) respectievelijk 0,40 (p=0,04).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met prostaatcarcinoom, MRg-A-SBRT vergeleken met CT-SBRT geassocieerd was met significant lager risico van graad 2 of hoger GU- en GI-toxiciteit.

1.Leeman JE, Shin K-Y, Chen Y-H et al. Acute toxicity comparison of magnetic resonance-guided adaptive versus fiducial of computed tomography-guided non-adaptive prostate stereotactic body radiotherapy: a systematic review and meta-analysis. Cancer 2023; epub ahead of print

Summary: A meta-analysis of 29 studies including 2547 prostate cancer patients found that magnetic resoncance-guided SBRT was associated with a reduction in risk of acute urinary and gastrointestinal toxicity when compared with computed tomography-guided SBRT.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Risico van bloeding met concurrent gebruik van anticoagulantia en ibrutinib (0)
2023-07-24 15:00   ( Nieuws )
Tags:  concurrent use of anticoagulants and ibrutinib bleeding risk
Dr. Francesco SalvoEr is weinig informatie beschikbaar over de veiligheid van concurrent gebruik van anticoagulantia en ibrutinib in real-life. Een patiënt-controlestudie op basis van gegevens in een Frankrijk-brede database heeft het risico van bloeding in deze setting geïnventariseerd. Dr. Francesco Salvo (Centre Hospitalier Universitaire de Bordeaux) en collega’s publiceren de studie in het British Journal of Haematology.1

De studie includeerde nieuwe gebruikers van ibrutinib, onder wie 614 met klinisch relevante bloeding (CRB, bloeding waarvoor hospitalisatie vereist was) en 2407 voor geslacht, leeftijd, en duur van follow-up gematchte controlepersonen zonder CRB. Het risico van CRB was significant hoger onder patiënten die naast ibrutinib ook anticoagulantia kregen (aOR 2,54; 95%-bti 1,94-3,32). De aOR was 1,99 (95%-bti 1,19-3,33) voor de combinatie van ibrutinib met vitamine K-antagonisten; 2,48 (1,76-3,47) voor ibrutinib concurrent met direct oral anticoagulants; en 3,40 (2,01-5,75) voor de combinatie van ibrutinib met parenterale anticoagulantia.

De onderzoekers concluderen dat concurrent gebruik van anticoagulantia en ibrutinib resulteerde in een significante toename van het CRB-risico (visuele samenvatting).

1.Allouchery M, Tomowiak C, Singier A et al. Bleeding risk with concurrent use of anticoagulants and ibrutinib: a population-based nested case-control study. Br J Haematol 2023.18995

Summary: A French case-control study using a nationwide database found that among patients using ibrutinib, concurrent use of anticoagulants was associated with a 2.5-fold increased risk of clinically relevant bleeding.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van lenalidomide plus R-ESHAP voor recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cel lymfoom (0)
2023-07-24 13:30   ( Nieuws )
Tags:  RR DLBCL LR-ESHAP
Dr. Martin Garcia-SanchoPatiënten met recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cel lymfoom (R/R DLBCL) hebben slechte prognose met de huidige salvage regimes. Een fase 2-studie in centra die zijn aangesloten bij de Spaanse GELTAMO-groep heeft de combinatie van lenalidomide plus R-ESHAP (rituximab, etoposide, solu-medrol, hoge-dosering cytarabine, en cisplatine) voor R/R DLBCL geëvalueerd. Dr. Martin Garcia-Sancho (Hospital Universitario de Salamanca) publiceren de studie in het British Journal of Haematology.1

De studie includeerde 46 patiënten, die drie cycli lenalidomide 10 mg per dag op dagen één tot en met veertien van drie-weekse cycli kregen, in combinatie met R-ESHAP in standaard-doseringen. Patiënten met respons ondergingen autologe stamceltransplantatie. Het primaire eindpunt van de studie was overall response rate na drie cycli. Deze bedroeg 67%, met complete remissie in 35% van de patiënten. De patiënten met primair refractaire ziekte (n=26) hadden significant slechtere ORR dan patiënten met niet-refractaire zient (54% versus 85%; p=0,031). Er waren geen significante verschillen in responspercentages tussen patiënten met verschillende cell-of-origin. Er waren 28 patiënten (61%) die autoSCT ondergingen. De mediane follow-up was 41 maanden. De drie-jaars PFS- en OS-percentages waren 42% respectievelijk 48%. De meest-gerapporteerde graad 3 of hoger adverse events waren trombocytopenie (70% van de patiënten), neutropenie (67%), en anemie (35%). Geen van de patiënten overleed aan gevolgen van de behandeling tijdens de LR-ESHAP cycli.

De onderzoekers concluderen dat LR-ESHAP een feasible salvage regime is met veelbelovende werkzaamheid onder patiënten met R/R DLBCL.

1.Garcia-Sancho AM, Baile M, Rodriguez G et al. Lenalidomide in combination with R-ESHAP in patients with relapsed or refractory diffuse large B-cell lymphoma: a phase 2 study from GELTAMO. Br J Haematol 2023.18989

Summary: A multicenter phase 2 trial in Spain found that the combination of lenalidomide and R-ESHAP was a feasible salvage regimen with promising efficacy for patients with R/R DLBCL.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Kenmerken en uitkomsten van patiënten met T351I-gemuteerd chronische myeloïde leukemie (0)
2023-07-24 12:00   ( Nieuws )
Tags:  CML with T351I mutation
Dr. Fadi HaddadPatiënten met chronische myeloïde leukemie (CML) met T351I-mutatie hebben over het algemeen een slechte prognose. De uitkomsten van deze patiënten in het post-ponatinib tijdperk zijn niet duidelijk. Een retrospectieve studie van MD Anderson Cancer Center (Houston TX) heeft kenmerken en uitkomsten van van deze patiënten geïnventariseerd. Dr. Fadi Haddad en collega’s publiceren de studie in het American Journal of Hematology.1

De studie includeerde 107 MDACC-patiënten tussen begin maart 2004 en eind juli 2022. Er waren 54 patiënten op het moment van detectie van de T351I-mutatie in chronische fase (CP), 14 in acceleratiefase (AP), en 39 in blastenfase (BP). Honderdtwee patiënten kregen verdere behandeling na detectie van de mutatie. De mediane follow-up was 75 maanden (95%-bti 41-110) en de mediane overall survival was 49 maanden (26-73) met een vijf-jaars OS-percentage van 44%. De mediane OS was 132 maanden (na detectie van de mutatie) onder patiënten met CML-CP versus 31 maanden onder patiënten met CML-AP en 6 maanden onder patiënten met CML-BP; met vijf-jaars OS-percentages van 70% respectievelijk 37% en 10% (p<0,001). Patiënten met CML-CP die ponatinib en/of asciminib kregen hadden een vijf-jaars OS-percentage van 77% vergeleken met 50% onder patiënten die andere behandelingen kregen (chemotherapie, tweedegeneratie TKIs, homoharringtonine of investigationele middelen; p=0,14).

De onderzoekers concluderen dat patiënten met CML-CP op het moment van detectie van de T351I-mutatie relatief indolente ziekte kunnen hebben, met lange-termijn OS-percentage van 70%. Behandeling met derdegeneratie TKIs was geassocieerd met een trend van betere OS onder deze patiënten.

1.Haddad FG, Sasaki K, Bidikian A et al. Characteristics and outcomes of patients with chronic myeloid leukemia and T315I mutation treated in the pre- and post-ponatinib era. Am J Hematol 2023.29037

Summary: A retrospective study at MD Anderson Cancer Center (Houston, TX) found that patients with CML in chronic phase at the time of T315I mutation detection may have a relatively indolent disease with a long-term OS rate of 70%. Treatment with third-generation TKIs seemed to improve survival in these patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Finale analyse van fase 3-studie ASPEN (zanubrutinib versus ibrutinib voor Waldenström macroglobulinemie) (0)
2023-07-23 15:00   ( Nieuws )
Tags:  ASPEN study WM zanubrutinib versus ibrutinib
Prof. Meletios DimopoulosDe multinationale fase 3-studie ASPEN randomiseerde patiënten met symptomatische Waldenström macroglobulinemie (WM) naar zanubrutinib of ibrutinib. In 2020 is gepubliceerd dat de werkzaamheid van zanubrutinib en ibrutinib vergelijkbaar was, en dat zanubrutinib geassocieerd was met minder toxiciteit. Prof. Meletios Dimopoulos (Nationale en Kapodistrische Universiteit van Athene) en collega’s publiceren in het Journal of Clinical Oncology resultaten van lange-termijn follow-up van de studie.1

De studie includeerde patiënten in twee cohorten. Cohort 1 bestond uit patiënten met L265P-mutatie in het MYD88-gen (102 patiënten in de zanubrutinibgroep en 99 in de ibrutinibgroep) en cohort 2 uit patiënten zonder deze mutatie (28 patiënten in de zanubrutinibgroep). Het primaire eindpunt was de som van very good partial response rate en complete response rate (VGPR/CR).

De mediane follow-up was 44,4 maanden. De VGPR + CR percentages waren 36,3% met zanubrutinib versus 25,3% met ibrutinib in cohort 1 en 30,8% (één CR) met zanubrutinib in cohort 2. De mediane progressievrije overleving en overall survival werden niet bereikt. De adverse events diarree, spierspasmen, hypertensie, atriumfibrilleren, en pneumonie waren meer frequent met ibrutinib dan met zanubrutinib, terwijl neutropenie minder frequent was met ibrutinib dan met zanubrutinib. Zanubrutinib was geassocieerd met lager risico van AE-gerelateerd discontinueren van de behandeling.

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten de lange-termijn responskwaliteit en tolerabiliteit met zanubrutinib voor WM bevestigen (visuele samenvatting).

1.Dimopoulos MA, Opat S, D’Sa S et al. Zanubrutinib versus ibrutinib in symptomatic Waldenström macroglobulinemia: final analysis from the randomized phase III ASPEN study. J Clin Oncol 2023; epub ahead of print

Summary: Long-term follow-up of the multinational phase 3 ASPEN trial found that among patients with Waldenström macroglobulinemia, zanubrutinib compared with ibrutinib resulted in higher response rate and better tolerability.



  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Blaas-sparende radicale radiotherapie voor klinisch klierpositief niet-metastatisch blaascarcinoom (0)
2023-07-23 13:30   ( Nieuws )
Tags:  cN+ M0 BCa bladder-sparing TMT
Dr. Martin SwintonDe oncologische veiligheid van blaas-sparende trimodale therapie (TMT) als alternatief voor radicale cystectomie (RC) onder patiënten met niet-metastatisch klinisch-klierpositief blaascarcinoom (cN+ M0 BCa) is niet duidelijk. Een multicenter retrospectieve studie in het Verenigd Koninkrijk heeft overlevingsuitkomsten met TMT en RC vergeleken met pallatieve behandeling voor cN+ M0 BCa geïnventariseerd. Dr. Martin Swinton (University of Manchester) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde 287 patiënten met cN+ M0 BCa. De mediane overall survival onder alle patiënten was 1,55 jaar (95%-bti 1,35-1,82). Vergeleken met palliatieve behandeling (n=124) was radicale behandeling (n=163) geassocieerd met betere OS (HR 0,32; p<0,001). Onder de radicaal-behandelde patiënten was er in multivariate analyse tussen de de groep van 76 patiënten die RC kregen en de groep van 87 patiënten die radicale radiotherapie kregen geen significant verschil in OS (HR 0,94; p=0,76) of progressievrije overleving (HR 0,74; p=0,12).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met cN+ M0 BCa radicale behandeling resulteerde in betere uitkomsten dan palliatieve behandeling. Blaas-sparende TMT was niet geassocieerd met slechtere overlevingsuitkomsten vergeleken met RC.

1.Swinton M, Mariam NBG, Tan JL et al. Bladder-sparing treatment with radical dose radiotherapy is an effective alternative to radical cystectomy in patients with clinically node-positive nonmetastatic bladder cancer. J Clin Oncol 2023; epub ahead of print

Summary: A multicenter retrospective study in the UK investigated survival outcomes of patients with cN+ M0 BCa. Receiving radical treatments was associated with improved overall survival compared with palliative treatment. There were no OS differences between the groups receiving surgery versus radical radiotherapy.



  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)