Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Deense bevolkings-gebaseerde cohortstudie van risico van type 2 diabetes na een diagnose mammacarcinoom (0)
2024-10-23 15:00   ( Nieuws )
Tags:  BC survivors T2D risk
Kasper KjaergaardStudies van het risico van type 2 diabetes (T2D) in overlevers van mammacarcinoom (BC) hebben geen duidelijke resultaten opgeleverd. Een bevolkings-gebaseerde cohortstudie in Denemarken heeft dit risico geïnventariseerd. PhD-student Kasper Kjaergaard (Universiteit van Aarhus) en collega’s publiceren de studie in het Journal of the National Cancer Institute.1

De studie includeerde 74.526 vrouwen die tussen begin 1996 en eind 2021 in Denemarken een diagnose BC kregen na de leeftijd 29 jaar, en een voor leeftijd en woonregio gematcht controlecohort van vijf BC-vrije vrouwen voor elke BC-patiënt (n=372.630). De beide cohorten werden gevolgd tot T2D-diagnose, emigratie, overlijden, of eind 2022. De vijf-jaars cumulatieve incidentie van T2D was 3,8% (95%-bti 3,7-3,9) in het BC-cohort en 3,3% (3,3-3,4) in het controlecohort. De T2D-risicoverhoging onder de BC-patiënten nam af in de loop van de tijd, van 1,20 (95%-bti1,15-1,25) tijdens de eerste vijf jaar na de BC-diagnose tot 1,09 (1,05-1,12) tijdens de eerste vijftien jaar na de diagnose. Adjuvante endocriene therapie (aHR 1,14; 95%-bti 1,10-1,19), aromataseremmers (1,25; 1,18-1,32), en in mindere mate tamoxifen (1,05; 0,99-1,11) waren geassocieerd met verhoogd vijf-jaars risico van T2D in BC-patiënten versus controlepersonen. Binnen de groep BC-patiënten waren chemotherapie (aHR 1,10; 95%-bti 1,03-1,17), rechtszijdige radiotherapie (1,18; 1,09-1,27), en linkszijdige radiotherapie (1,24; 1,15-1,33) geassocieerd met verhoogd risico van T2D.

De onderzoekers concluderen dat het T2D-risico onder vrouwen na een diagnose BC verhoogd is.De risicoverhoging neemt af in de tijd en wordt beïnvloed door het type behandeling.

1.Kjaergaard KA, Kousholt A, Thomsen RW et al. Risk of type-2-diabetes after breast cancer treatment: a population-based cohort study in Denmark. J Natl Cancer Inst 2024.djae261

Summary: A population-based cohort study in Denmark found that survivors of breast cancer have an excess risk of type 2 diabetes, though of lower magnitude than previously reported. The excess risk was temporary and related to breast cancer treatment.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Algoritme voor levercelcarcinoom-risicostratificatie van patiënten met gevorderde chronische leverziekte (0)
2024-10-23 13:30   ( Nieuws )
Tags:  ACLD HCC risk algorithm
Prof. Jonel TrebickaPatiënten met gevorderde chronische leverziekte (ACLD) hebben een hoog risico van het ontwikkelen van levercelcarcinoom (HCC). Een retrospectieve studie in zeventien centra in Europa en China heeft geresulteerd in een algoritme voor HCC-risicostratificatie van ACLD-patiënten. Prof. Jonel Trebicka (Universiteit van Münster, Duitsland) en collega’s publiceren de studie in NEJM Evidence.1

Van de 3016 ALCD-patiënten die in de zeventien centra tweejaarlijks gescreend werden includeerde de studie 2340 patiënten die leverstijfheid-bepaling (LSM) ondergingen met verschillende technieken waaronder tweedimensionale shear-wave elastography (2D-SWE), transient elastography, en point shear-wave elastography. Tijdens de follow-up ontwikkelden 127 patiënten (5,4%) HCC. LSM volgens 2D-SWE was geassocieerd met ontwikkelen van HCC (HR 2,28), samen met leeftijd, geslacht, etiologie, en trombocytengetal (C-index 0,8428). Het algoritme werd gevalideerd over verschillende elastografie-technieken in een intern cohort en twee externe cohorten. Het algoritme kent één punt toe voor elk van de volgende kenmerken: trombocytengetal lager dan 150 x 109/l, LSM tenminste 15 kPa, leeftijd 50 jaar of hoger, mannelijk geslacht, virale hepatitis, en aanwezigheid van steatotische leverziekte. Onder patiënten in de hoog-risicogroep (tenminste vier punten) ontwikkelden 15,6% (95%-bti 12,1-18,7) binnen twee jaar HCC, vergeleken met 1,7% (0,9-2,5) van de patiënten in de laag-risicogroep (drie of minder punten).

De onderzoekers concluderen dat het algoritme ALCD-patiënten onderscheidt in groepen met hoog en laag risico van ontwikkelen van HCC.

1.Gu W, de Lédinghen V, Aubé C et al. Hepatocellular cancer surveillance in patients with advanced chronic liver disease. NEJM Evid 2024; epub ahead of print

Summary: A retrospective study at 17 centers in Europe and China resulted in the construction of an algorithm to stratify patients with advanced chronic liver disease into groups with high and low risk of developing hepatocellular carcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Real-world kwaliteit van leven na stereotactische radiochirurgie voor hersenmetastasen (0)
2024-10-23 12:00   ( Nieuws )
Tags:  SRS for BMs QOL
Prof. Camilo FadulStereotactische radiochirurgie (SRS) wordt veel gebruikt in het management van patiënten met hersenmetastasen (BMs). Er is weinig informatie beschikbaar over de kwaliteit van leven (QOL) in deze patiënten na SRS. Een retrospectieve analyse van een prospectief bijgehouden database heeft de QOL van deze patiënten geïnventariseerd. Prof. Camilo Fadul (University of Virginia, Charlottesville) en collega’s publiceren de analyse in het Journal of Neuro-Oncology.1

Het NeuroPoint Alliance Quality Registry for Stereotactic Radiosurgery is een multicenter samenwerkingsverband in de Verenigde Staten dat sinds 2017 prospectief informatie verzamelt over patiënten die SRS ondergaan. De nu gepubliceerde analyse includeerde 522 patiënten met BMs van longcarcinoom, mammacarcinoom, en melanoom. De QOL werd bepaald met de EQ-5D op het moment van SRS, na 6-12 maanden, en bij laatste follow-up.


Er waren 264 patiënten (47,8%) met één lesie, 197 (35,7%) met twee tot vijf lesies, en 91 (16,5%) met vijf tot vijtien lesies voorafgaand aan de SRS. De mediane overall survival vanaf de diagnose was 27,3 maanden. De mediane tijd tot lokale progressie werd niet bereikt. Onder de 315 patiënten met beschikbare EQ-5D data bij laatste follow-up waren er 107 (34,0%) met verbetering van de scores ten opzichte van baseline, 51 patiënten (16,2%) met stabiele scores, en 113 patiënten (35,9%) met verslechtering van de scores. Voor 44 patiënten (13,9%) werden gemengde responsen over de EQ-5D domeinen gerapporteerd. Baseline EQ-5D was voorspellend voor EQ-5D bij laatste follow-up.

De onderzoekers concluderen dat deze real-world gegevens laten zien dat de meeste patiënten die SRS ondergingen voor BMs verbetering of geen verandering hadden in hun QOL.

1.Pham D, Sheehan DE, Sheehan KA et al. Quality of life after stereotactic radiosurgery for brain metastasis: an assessment from a prospective national registry. J Neuro-Oncol 2024-04854-5

Summary: Retrospective analysis of a prospectively maintained database found that most patients undergoing stereotactic radiosurgery for brain metastases had improvement or no change in long-term quality of life after SRS.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2a-studie van eerstelijns DKN-01 plus tislelizumab en chemotherapie voor gevorderd G/GEJ adenocarcinoom (0)
2024-10-22 15:00   ( Nieuws )
Tags:  DisTinGuish trial
Dr. Samuel KlempnerDe uitkomsten van de combinatie van anti-PD-1 met fluoropyrimidine/platina-chemotherapie als eerstelijns behandeling voor gevorderd gastro-esofageaal adenocarcinoom (aGEA) zijn slecht. De multicenter fase 2a-studie DisTinGuish in de Verenigde Staten evalueerde de combinatie van fluoropyrimidine-oxaliplatine en tislelizumab (anti-PD-1) met het DKK1-neutraliserende antilichaam DKN-01 als eerstelijns behandeling voor aGEA. Dr. Samuel Klempner (Massachusetts General Hospital, Boston) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde patiënten met niet-eerder behandeld HER2-negatief aGEA, RECIST meetbared ziekte, ECOG performance status 0 of 1, en adequate orgaanfunctie. De patiënten kregen intraveneus DKN-01 300 mg iedere twee weken, tislelizumab 200 mg iedere drie weken, en standaard oxaliplatine en capecitabine chemotherapie. Het primaire eindpunt was veiligheid/tolerabiliteit.


De mediane leeftijd van de 25 geïncludeerde patiënten was 61 jaar, 76% waren mannen, en 55% hadden ECOG performance status 0. Alle patiënten rapporteerden tenminste één treatment-emergent adverse event waarvan 96% werden toegeschreven aan de CAPOX-chemotherapie. Zes patiënten (24%) hadden graad 3 of hoger events die werden toegeschreven aan DKN-01. De objective response rate was 73% (95%-bti 49,8-89,3) en de disease control rate was 95%. De ORR was hoger onder patiënten met DKK1-hoog tumoren (90%; 95%-bti 44,4-99,7). Respons werd gezien in zowel PD-L1 positieve als in PD-L1 negatieve tumoren. De figuur laat zien dat de mediane progressievrije overleving 11,3 maanden was (95%-bti 5,8-12,0) met een twaalf-maands PFS-percentage van 33%, en dat de mediane overall survival 19,5 maanden bedroeg (15,2-24,4) met een achttien-maands OS-percentage van 55%.

De onderzoekers concluderen dat DKN-01 veilig kan worden gecombineerd met eerstelijns CAPOX en tislelizumab en bemoedigende activiteit had onder patiënten met aGEA

1.Klempner SJ, Sonbol MB, Wainberg ZA et al. DKN-01 in combination with tislelizumab and chemotherapy as first-line therapy in advanced gastric and gastroesophageal junction adenocarcinoma: DisTinGuish. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The multicenter phase 2a DisTinGuish trial in the USA found encouraging activity and acceptable safety of the combination of DKN-01 with fluoropyrimidine/oxaliplatin chemotherapy and tislelizumab as first-line therapy for advanced gastroesophageal adenocarcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

National Cancer Database-analyse van behandelpatronen en overleving van stadium II of III slokdarmcarcinoom (0)
2024-10-22 13:30   ( Nieuws )
Tags:  stage II and III esophageal cancer treatment patterns and survival
Dr. Dani CastilloKlinische studies hebben laten zien dat neoadjuvante chemoradiotherapie gevolgd door chirurgie resulteert in de beste uitkomsten van lokaal-gevorderd slokdarmcarcinoom (EC). De waarde van deze studieresultaten voor de klinische praktijk is onduidelijk. Een analyse van de National Cancer Database heeft uitkomsten met vier verschillende modaliteiten voor stadium II of III EC onderzocht. Dr. Dani Castillo (City of Hope Medical Center, Duarte CA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

In de NCDB over de periode van begin 2006 tot eind 2020 identificeerden de onderzoekers 57.116 patiënten met stadium II of III EC. De mediane leeftijd was 64 jaar (IQR 57-72; 79,5% mannen). Van deze patiënten kregen 37,9% trimodaliteiten-therapie (NCRT gevolgd door oesofagectomie), 57% definitieve chemoradiotherapie (DCRT), terwijl 4,7% alleen radiotherapie kregen (RT) en 0,5% perioperatieve chemotherapie. In het gehele cohort had 66,0% EAC, en onder de patiënten die perioperatieve chemotherapie kregen hadden 90,7% EAC.

De figuur laat de overlevingsanalyses zien. Perioperatieve chemotherapie (aHR 0,33; p<0,001) en trimodaliteitentherapie (aHR 0,45; p<0,001) waren geassocieerd met betere overall survival dan DCRT, terwijl alleen-RT (aHR 1,37; p<0,001) geassocieerd was met slechtere OS dan DCRT. De mediane OS was 66,2 maanden met perioperatieve chemotherapie, significant langer (p<0,001) dan de 18,1 maanden met DCRT. Trimodaliteitentherapie resulteerde in mediane OS van 43,9 maanden, korter dan perioperatieve chemotherapie (p<0,001) maar beter (p<0,001) dan DCRT en alleen-RT (13,5 maanden). In de subgroep van patiënten ouder dan 65 jaar resulteerde perioperatieve chemotherapie in de langste mediane OS (56,7 maanden).

De onderzoekers concluderen dat in dze cohortstudie van patiënten met stadium II of III EC trimodaliteitentherapie geassocieerd was met betere OS dan DCRT of alleen-RT, terwijl perioperatieve chemotherapie geassocieerd was met betere OS voor adenocarcinoom.

1.Jeon WJ, Park D, Al-Manaseer F et al. Survival and treatment patterns in stage II to III esophageal cancer. JAMA Network Open 2024;7:e2440568

Summary: Analysis using the National Cancer Database found that among real-world locally advanced esophageal carcinoma patients, neoadjuvant chemoradiation followed by surgical resection was associated with improved survival compared with definitive chemoradiation or radiotherapy alone, whereas perioperative chemotherapy was associated with improved OS for adenocarcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gerandomiseerde studie van drie versus zes cycli adjuvante chemotherapie voor hoog-risico retinoblastoom (0)
2024-10-22 12:00   ( Nieuws )
Tags:  high-risk retinoblastoma 3 versus 6 cycles CEV chemotherapy
Prof. Jiang QianAdjuvante therapie is een belangrijke en effectieve behandeling voor retinoblastoom. Een gerandomiseerde studie van Fudan Universiteit (Shanghai) en Sun Yat-sen Universiteit (Guangzhou) heeft drie cycli CEV-chemotherapie (carboplatine, etoposide, en vincristine) vergeleken met zes cycli als adjuvante behandeling na enucleatie van unilateraal retinoblastoom met hoog-risico pathologische kenmerken, zoals massieve choroïdale infiltratie, invasie van de oogzenuw, of invasie van de sclera. Prof. Jiang Qian (Shanghai) en collega’s publiceren de studie in JAMA.1


De studie includeerde 187 patiënten (mediane leeftijd 25,0 maanden; IQR 20,0-37,0; 44% meisjes). De patiënten werden gerandomiseerd naar drie (n=94) of zes (n=93) CEV-cycli. De mediane follow-up was 79,0 maanden (IQR 65,5-102,5). Het primaire eindpunt was ziektevrije overleving. Het vijf-jaars DFS-percentage was 90,4% in de drie-cycligroep en 89,2% in de zes-cycligroep (p voor noniferioriteit 0,003). De patiënten in de zes-cycligroep hadden hogere frequent van adverse events, sterkere afname van de kwaliteit-van-levenscores, en hogere kosten vergeleken met de patiënten in de drie-cycligroep.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met unilateraal pathologisch hoog-risico retinoblastoom, drie cycli adjuvant CEV niet resulteerde in slechter vijf-jaars DFS-percentage dan zes cycli (visual abstract).

1.Ye H, Xue K, Zhang P et al. Three versus 6 cycles of chemotherapy for high-risk retinoblastoma. A randomized clinical trial. JAMA 2024.19981

Summary: A randomized noninferiority trial at two academic eye centers in China found that among patients with unilateral pathologic high-risk retinoblastoma, 3 cycles of carboplatin-etoposide-vincristine chemotherapy resulted in a 5-year disease-free survival rate that was noninferior to 6 cycles of this chemotherapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gepoolde analyse van pathologische respons na neoadjuvante immuuncheckpointremmers voor levercelcarcinoom (0)
2024-10-21 15:00   ( Nieuws )
Tags:  HCC neoadjuvant ICIs pathologic response
Dr. David PinatoGebruik van neoadjuvante immuuncheckpointremmers (ICIs) voorafgaand aan leverresectie in patiënten met levercelcarcinoom (HCC) kan resulteren in pathologische regressie van de tumor. Een gepoolde analyse van patiënt-niveau gegevens van vijf fase 1- en 2-studies heeft pathologische respons na neoadjuvante ICIs voor HCC geïnventariseerd en de associatie tussen diepte van respons en recidiefvrije overleving (RFS) na resectie geëvalueerd. Dr. David Pinato (Imperial College London, UK) en collega’s publiceren de analyse in The Lancet Oncology.1

De analyse includeerde volwassen patiënten van 12 academische centra in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, en Taiwan. De patiënten hadden een ECOG performance status 0 of 1. Pathologische respons werd bepaald als percentage non-viable tumor in het chirurgisch specimen, met 70% tumorregressie als criterium voor majeure pathologische respons (MPR) en 100% tumorregressie als criterium voor pathologisch complete respons (pCR).

De analyse includeerde 111 patiënten (87 mannen en 24 vrouwen), onder wie 104 patiënten met beschikbare gegevens met betrekking tot pathologische respons. De meest patiënten (69%) hadden ICI-combinaties gekregen, gedurende mediaan 1,4 maanden (IQR 0,7-2,9). MPR werd gezien in 32% van de patiënten en pCR in 18%. Na mediaan 27,2 maanden follow-up was de mediane RFS in het gehele cohort 43,6 maanden (95%-bti 28,3-NE). De figuur toont de associaties tussen pathologische respons en RFS. De RFS was significant langer onder patiënten met MPR dan onder patiënten zonder MPR (niet bereikt versus 28,3 maanden; HR 0,26; p=0,0024) en onder patiënten met pCR dan onder patiënten zonder pCR (niet bereikt versus 32,8 maanden; HR 0,19; p=0,010). Unbiased recursive partitioning analyse resulteerde in tenminste 90% pathologische respons als optimale afsnijwaarde voor voorspellen van verbeterde RFS.

De onderzoekers concluderen dat de mate van tumorregressie na neoadjuvante ICIs voor HCC patiënten met verbeterde RFS na leverresectie kan identificeren.

1.D’Alessio A, Stefanini B, Blanter J et al. Pathological response following neoadjuvant immune checkpoint inhibitors in patients with hepatocellular carcinoma: a cross-trial, patient-level analysis. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Pooled analysis of five phase 1 and 2 studies found that the extent of tumor regression following neoadjuvant ICI therapy could identify patients with improved relapse-free survival following liver resection.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Attritiepercentages tussen lijnen van behandeling voor Europese patiënten met HER2-positief metastatisch mammacarcinoom (0)
2024-10-21 13:30   ( Nieuws )
Tags:  HER2-positive mBC in Europe attrition between lines of therapy
Dr. Paul CottuAttritiepercentage is gedefinieerd als het percentage patiënten die een lijn van behandeling (LOT) krijgen zonder aanwijzingen voor een volgende LOT. Een retrospectieve cohortstudie van electronic medical records (EMR) in vijf Europese landen heeft de attritiepercentages van eerste- tot en met derdelijns therapie voor HER2-positief metastatisch mammacarcinoom (mBC) geïnventariseerd. Dr. Paul Cottu (Institut Curie, Parijs) en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research and Treatment.1

De studie includeerde 496 volwassen vrouwen met HER2-positief mBC tussen begin 2017 en eind 2021. De mediane leeftijd bij diagnose stadium IV-ziekte was 59 jaar (IQR 49-72). De figuur laat zien dat na de eerste- respectievelijk tweedelijns behandeling er geen aanwijzingen waren voor een volgende LOT in 29,6% (95%-bti 25,0-34,6) respectievelijk 34,2% (27,5-41,5) van de patiënten. Deze attritie werd voornamelijk verklaard door overlijden, overgaan naar end-of-life palliatieve zorg, loss to follow-up, en ‘andere redenen’. De behandelpatronen waren over het algemeen in overeenstemming met klinische richtlijnen. Met iedere volgende LOT werden afnames gezien in tijd tot discontinuering (gemiddeld 12,1 maanden voor eerste lijn; 8,9 maanden voor tweede lijn; 6,4 maanden voor derde lijn) en tijd tot volgende behandeling (15,4 maanden voor eerste lijn en 13,5 maanden voor tweede lijn).

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten laten zien dat een hoog percentage van de patiënten niet profiteren van moderne volgende LOTs, en dat elke volgende LOT minder effectief is dan eerdere LOTs.

1.Cottu P, Cheeseman S, Hall P et al. Attrition between lines of therapy and real-world outcomes of patients with HER2-positive metastatic breast cancer in Europe: a cohort study leveraging electronic medical records. Breast Cancer Res Treat 2024-07506-4

Summary: A retrospective study in five European countries found that a large proportion of patients with HER2-positive metatstatic breast cancer did not benefit from state-of-the-art subsequent lines of treatment, and that each subsequent line of treatment had diminishing effectiveness.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)