
Onder de 8860 patiënten met een diagnose mammacarcinoom in Tirol tussen begin 2000 en eind 2020 identificeerden de onderzoekers 639 patiënten met botmetastasen die antiresorptieve therapie kregen. MRONJ werd tijdens de follow-up gezien in 56 van deze patiënten (8,8%; 95%-bto 6,6-11,0). De incidentie van MRONJ was 11,6% (95%-bti 8,0-15,3) onder patiënten die alleen denosumab kregen; 2,8% (0,7-4,8) onder patiënten die alleen bisfosfonaten kregen; en 16,3% (8,8-23,9) onder patiënten die bisfosfonaten gevolgd door denosumab kregen. De figuur laat zien dat de mediane tijd tot ontstaan van MRONJ 4,6 jaar was (Q1-Q3 1,6-9,6) in de groep met alleen denosumab; 8,4 jaar (5,3-9,6) in de groep met bisfosfonaten gevolgd door denosumab; en 5,1 jaar (2,9-7,1) in de groep met alleen bisfosfonaten.
De onderzoekers concluderen dat in deze bevolkings-gebaseerde studie de incidentie van MRONJ onder patiënten met botmetastasen van mammacarcinoom aanzienlijk hoger was dan wat in de literatuur gepubliceerd is, met name onder patiënten die alleen denosumab kregen, en dat de tijd tot ontstaan van MRONJ in deze patiënten korter was vergeleken met wat in eerdere studies is gezien.
1.Brunner C, Arvandi M, Marth C et al. Incidence of medication-related osteonecrosis of the jaw in patients with breast cancer during a 20-year follow-up: a population-based multicenter retrospective study. J Clin Oncol 2024.00171
Summary: A retrospective study at nine centers in Tyrol (Austria) found that the incidence of medication-related osteonecrosis of the jaw among breast cancer patients with bone metastases was considerably higher, especially among patients receiving denosumab, when compared with available data in the literature.
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)