
De deelnemers werden in de vier studies geïncludeerd na bevestiging van hun BRAF V600-mutatiepositieve status in tumorweefsel. Gagnon en collega’s bepaalden nu de BRAF-mutatiestatus in cfDNA van 732 van deze patiënten, in monsters die waren verzameld voor aanvang van de behandeling. Ze zagen BRAF-mutaties in cfDNA in 76% van de patiënten met BRAF V600E-positieve tumoren en 81% van de patiënten met BRAF V600K-positieve tumoren. Patiënten zonder waarneembare BRAF-mutaties in cfDNA hadden langere progressievrije overleving en overall survival in elk van de vier studies (vergeleken met patienten die wel BRAF-mutaties in cfDNA hadden). Aanwezigheid van BRAF-mutaties in cfDNA was in drie van de vier studies een onafhankelijke prognostische factor in multivariate analyses. Patiënten zonder waarneembare BRAF-mutatie in cfDNA hadden betere respons op dabrafenib en trametinib.
De onderzoekers concluderen dat BRAF-mutaties in cfDNA kunnen worden gedetecteerd in meer dan 75% van de melanoompatiënten met BRAF-mutatiepositieve tumoren. Afwezigheid van BRAF-mutaties in cfDNA kan een prognostische marker zijn van betere uitkomst.
1.Santiago-Walker A, Gagnon R, Mazumdar J et al. Correlation of BRAF mutation status in circulating-free DNA and tumor and association with clinical outcome across four BRAF1 and MEKi trials. Clin Cancer Res 2015; epub ahead of print