Accurate
bepaling van de grootte van residuele mammatumoren na neoadjuvante
chemotherapie kan te radicale chirurgie voorkomen en de noodzaak van herhaalde
chirurgie verminderen. Dr. Nehmat Houssami (Sydney School of Public Health) en
collega’s hebben een individual patient
data meta-analyse uitgevoerd van de overeenkomst tussen MRI-bepaalde en
pathologisch bepaalde grootte van tumoren (langste diameter), en MRI vergeleken
met alternatieve bepalingsmethoden. De uitkomsten van de meta-analyse zijn online gepubliceerd in BMC Cancer.1
De
onderzoekers vonden in de literatuur acht studies, met tezamen driehonderd
patiënten. Het gepoolde mediane verschil (MD) voor MRI versus pathologische
bepaling was 0,0 cm, met limits of
agreement (LOA) +/- 3,8 cm. Ultrasound onderschatte de pathologische
grootte (MD -0,3 cm) vergeleken met MRI (MD 0,1 cm) met vergelijkbare LOA. De
MDs waren vergelijkbaar voor MRI (0,1 cm) en mammografie (0,0 cm) , met grotere
LOA voor mammografie. Klinisch onderzoek onderschatte de grootte (MD -0,8 cm)
vergeleken met MRI (MD 0,0 cm), met grotere LOA. Tumoren die werden ‘gemist’
met MRI waren typisch 2 cm of kleiner bij pathologie, terwijl tumoren groter
dan 2 cm vaker werden ‘gemist’ bij klinisch onderzoek (9,3%). MRI-metingen
groter dan 5,0 cm kwamen voor in 5,3% van patiënten met pCR, maar waren meer
frequent voor mammografie (46,2%).
De
onderzoekers concluderen dat er geen systematische bias was in
MRI-tumormetingen, maar de LOA waren groot genoeg om klinisch van belang te kunnen
zijn. De performance van MRI was over het algemeen superieur aan ultrasound, mammografie,
en klinisch onderzoek. Combinaties van testen dienen in toekomstige studies te
worden onderzocht.
1.Marinovich ML, Macaskill P, Irwig L et al.
Agreement between MRI and pathologic breast tumor size after neoadjuvant
chemotherapy, and comparison with alternative tests: Individual patient data
meta-analysis. BMC Cancer 2015; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)