Prostaatkanker
wordt frequent gekarakteriseerd door een groot inflammatoir infiltraat, dat
onder andere T-cellen bevat. Hoewel T-cellen in grote aantallen bij
kankerlesies aanwezig zijn, kunnen ze geen therapeutsche respons genereren
vanwege de immunosuppresieve micro-omgeving, schrijven Nathaniel Brennen en
collega’s van het Sidney Kimmel
Comprehensive Cancer Center (Baltimore) in een overzichtsartikel in Cancer Research.1 Een
rationele benadering voor het versterken van de potentie van T-cellen is ze te
bewapenen met een cytotoxisch agens dat kankercellen kan doden onafhankelijk
van de immunosuppressieve signalen uit de micro-omgeving. In essentie fungeren
de T-cellen dan als cell-based vectors
(‘Trojaanse paarden’) die selectief een protoxine afleveren bij gedissemineerde
prostaatkankerlesies.
Een probleem
bij deze benadering is dat systemisch toegediende T-cellen zich ook naar andere
inflammatiehaarden in het lichaam verplaatsen. Dit vereist een additioneel
niveau van specificiteit om toxiciteit in non-target
tissues te voorkomen. Om dit doel te bereiken kan genetic engineering worden ingezet om de expressie van het
protoxine afhankelijk te maken van T-cel herkenning van prostate specific membrane antigen door een chimeric antigen receptor
(CAR).
Selectieve activering van het protoxine kan verder worden bevorderd door het
gebruik van een weefsel- of tumorspecifiek protease, zoals PSA.
1. Brennen WN, Drake CG, Isaacs JT. Enhancement of
the T-cell armamentarium as a cell-based therapy for prostate cancer. Cancer
Res 2014;epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)