Familiegeschiedenis
is een bekende risicofactor voor mammacarcinoom. Het is echter nog niet
duidelijk welk deel van het familiale risico kan worden toegeschreven aan
erfelijke factoren en welk deel aan gedeelde omgevingsfactoren. Sören Möller, PhD-student
bij Syddansk Universitet in Odense, en collega’s hebben deze kwestie onderzocht
in het cohort van de Nordic Twin Study of Cancer, de grootste tweelingstudie
van kanker in de wereld. De uitkomsten van de analyses zijn online gepubliceerd in Cancer Epidemiology, Biomarkers & Prevention.1
De Nordic
Twin Study of Cancer begon in 1943. Het cohort omvat 21.054 monozygote en
30.030 dizygote vrouwelijke tweelingparen. De onderzoekers hebben in de
analyses gecorrigeerd voor mogelijke bronnen van bias, waaronder left-censoring en right-censoring, en competing risk of death. Tussen 1943 en 2011 is mammacarcinoom vastgesteld in
3933 deelneemsters, overeenkomend met een cumulatieve levenslange incidentie
van 8,1%. Het cumulatieve risico voor deelneemsters van wie de tweelingzuster
mammacarcinoom had was 28% in monozygote tweelingparen en 20% in dizygote
tweelingparen. De onderzoekers berekenen dat erfelijkheid voor 31% (95%-bti
10%-51%) bijdraagt aan de gevoeligheid voor mammacarcinoom in de tweelingen, en
de gedeelde omgeving voor 16% (95%-bti 10%-32%). Voor premenopauzaal
mammacarcinoom is de bijdrage van de erfelijkheid 27% en die van de gedeelde
omgeving 15%, en voor postmenopauzaal mammacarcinoom komen de berekeningen uit
op 22% respectievelijk 16%.
De
onderzoekers concluderen dat familiale factoren ongeveer de helft van de
variatie in gevoeligheid voor mammacarcinoom verklaren.
1.Möller S, Mucci LA, Harris JR et al. The
heritability of breast cancer among women in the Nordic Twin Study of Cancer.
Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 2015; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)