
De mediane leeftijd bij diagnose was 37 jaar. Zesenzestig procent van de deelneemsters rapporteerde dat hun behandelaar had gemeld dat BCS een optie of aanbevolen was. In het cohort kreeg 42,9% CPM; 26,8% UM; en 30,4% BCS. Onder de vrouwen die meldden dat de keuze patiënt-gedreven was kreeg 59,9% CPM; 22,8% BCS; en 17,3% UM. Tot de klinische kenmerken die waren geassocieerd met CPM versus BCS behoorden HER2-positiviteit, klierbetrokkenheid, grotere tumoromvang, lagere body mass index, pariteit, en positief testen voor een BRCA-mutatie. Tot andere factoren die geassocieerd waren met CPM versus UM en BCS behoorden angst/ongerustheid en het rapporteren van patiënt-gedreven beslissing. Vrouwen die een behandelaar-gedreven beslissing rapporteerden kregen minder frequent CPM versus UM of BCS.
De onderzoekers concluderen dat de associatie tussen CPM en emotionele/beslissings factoren suggereert dat verbeterde communicatie samen met verbeterde psychosociale ondersteuning CPM kan terugdringen.
1.Rosenberg SM, Sepucha K, Ruddy KJ et al. Local therapy decision-making and contralateral prophylactic mastectomy in young women with early stage breast cancer. Ann Surg Oncol 2015; epub ahead of print