In een fase
2-studie is goede werkzaamheid gezien van eribuline voor gevorderd
wekedelensarcoom. In deze studie had 32% van de deelnemers leiomyosarcoom (LMS)
en 47% liposarcoom (ADI). Op basis van deze uitkomsten zijn prof. Patrick
Schöffski (UZ Leuven) en collega’s een fase 3-studie begonnen van eribuline
voor gevorderd LMS of ADI. Schöffski presenteert de uitkomsten morgen in
Chicago.1 Deelnemers waren 452 patiënten (67% vrouwen, 79% jonger
dan 65 jaar) die tenminste twee eerdere lijnen van therapie hadden gekregen.
De patiënten
werden gerandomiseerd naar eribuline (n=228) of dacarbazine (n=224). De mediane
progressievrije overleving was in beide armen 2,6 maanden. De twaalf-weeks PFS
was 33% met eribuline versus 29% met dacarbazine. De mediane overall survival was 13,5 maanden met
eribuline versus 11,5 maanden met dacarbazine (HR 0,768; p=0,017). Voor 26% van
de patiënten in de eribuline-arm en 14%
van de patiënten in de dacarbazine-arm moest de dosering verlaagd worden;
discontinuering vanwege bijwerkingen was noodzakelijk in 8% respectievelijk 5%.
Tot de bijwerkingen behoorden neutropenie (44% versus 24%), pyrexie (28% versus
14%), perifere sensorische neuropathie (20% versus 4%) en alopecie (35% versus
3%). Trombocytopenie was meer frequent in de dacarbazine-arm (6% versus 28%).
Graad 3-bijwerkingen kwamen voor in 63% versus 53%, graad 4-bijwerkingen in 26%
versus 20%, en fatale bijwerkingen in 4% versus 1%.
De
onderzoekers concluderen dat in patiënten met eerder behandeld gevorderd LMS of
ADI eribuline resulteerde in betere overleving dan dacarbazine. Het
toxiciteitsprofiel van eribuline was in overeenstemming met eerdere ervaringen.
1.ASCO Annual Meeting 2015; abstr. LBA10502
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)