
Voor en na één cyclus BEP-chemotherapie werden de niveaus van HCG en α-fetoproteïne bepaald. De patiënten met een gunstige afname in deze markers (de Fav-BEP groep) kregen nog drie cycli BEP. De patiënten zonder gunstige afname werden 1:1 gerandomiseerd naar BEP (Unfav-BEP groep) of dose-dense behandeling (Unfav-dose dense groep). Er werden 263 patiënten geïncludeerd; 254 patiënten waren beschikbaar voor beoordeling van de tumor-markers; 51 patiënten (20%) vertoonden een gunstige afname van de markers en werden aan de Fav-BEP groep toegewezen.
De overige patiënten werden gerandomiseerd naar Unfav-dose dense (n=105) en Unfav-BEP (n=98). De drie-jaars PFS was 59% in Unfav-dose dense versus 48% in Unfav-BEP (HR 0,66; p=0,05). De drie-jaars PFS in Fav-BEP was 70% (HR 0,66; p=0,001 vergeleken met Unfav-BEP). Dose-dense behandeling ging wel gepaard met meer graad 3-4 neurotoxische gebeurtenissen (7%) dan BEP (1%).
De onderzoekers concluderen dat gepersonaliseerde chemotherapie-intensivering op basis van vroege tumormarkers in deze patiëntengroep resulteert in verlaging van het risico van progressie.
1.Fizazi K, Pagliaro L, Laplanche A et al. Personalized chemotherapy based on tumor marker decline in poor prognosis germ-cell tumours (GETUG 13): a phase 3, multicentre, randomised trial. Lancet Oncol 2014; epub ahead of print