Het is
onvermijdelijk dat bij radiotherapie normaal weefsel wordt blootgesteld aan
straling. Bij een aantal patiënten leidt deze blootstelling tot ernstige
reacties in het normale weefsel. Omdat voor de radiotherapie niet bekend is
welke patiënten gevoelig zijn, worden alle patiënten met een beperkte
stralingsdosis behandeld. Dit betekent dat minder-gevoelige patiënten wellicht
niet met een voor hen optimale stralingsdosis behandeld worden.
‘Genetische
variatie is een waarschjinlijke oorzaak voor de interindividuele variatie in
stralingsgevoeligheid van normaal weefsel’, schrijven Helen Forrester (Monash
University, Australië) en collega’s vandaag in Radiotherapy and Oncology.1
De onderzoekers hebben in exon arrays het expressieprofiel bestudeerd van cellijnnen
van kankerpatiënten die na bestraling al of niet fibrose ontwikkelden. Ze vonden
een set genen (FBN2, FST, GPRC5B, NOTCH3,
PLCB1, DPT, DDIT4L en SGCG) die mogelijke voorspellers zijn voor
radiotherapie-geïnduceerde fibrose. Veel van deze genen zijn geassocieerd met
het metabolisme van TGFβ of retinoïnezuur, waarvan bekend is dat ze een rol
spelen bij fibrose. De onderzoekers concluderen dat genexpressie-analyse
bruikbaar kan zijn voor het voorspellen van fibrosegevoeligheid bij patiënten
voor ze bestraald worden.
1. Forrester HB, Li J, Leong T et al.
Identification of a radiation sensitivity gene expression profile in primary
fibroblasts derived from patients who developed radiotherapy-induced fibrosis.
Radiother Oncol 2014;epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)