De etiologie
van glioom wordt niet goed begrepen, maar er komen steeds meer aanwijzingen
voor een genetische component, schrijven dr. Beatrice Melin (Universiteit Umeå)
en collega’s online in Cancer
Epidemiology, Biomarkers & Prevention.1 In drie grote genome-wide association studies zijn
genetische varianten gezien die geassocieerd zijn met verhoogd glioomrisico.
Deze studies waren echter vooral gebaseerd op patiënt-controle vergelijkingen
waarbij de patiënten pas ten tijde van of na de diagnose zijn gerecruteerd. Dit
laat de mogelijkheid open van verstoring van de conclusies door survival bias, omdat snel-fatale
gevallen niet in de analyses zijn geïncludeerd.
De Zweedse
onderzoekers publiceren nu een prospectieve analyse van genetische risicovarianten voor glioom. Ze
analyseerden elf voorheen vastgestelde risicovarianten in prediagnostische
serummonsters van 598 personen bij wie later glioom werd vastgesteld en van 595
gematchte controlepersonen. De analyses bevestigden de associaties met
glioomrisico voor vijf genoomregio’s (de regio’s van de genen voor CCDC26,
CDKN2B-AS1, PHLCB1, TP53 en RTEL1). Voor voorheen geïdentificeerde
risicovarianten in de regio 7p11.2 (de EGFR-regio) werd echter geen bevestiging
gevonden.
De
onderzoekers concluderen dat de bevestigde risicovarianten inderdaad
geassocieerd zijn met het glioomrisico, en dus impact kunnen hebben op de
gliomagenese. Het achterwege blijven van bevestiging van EGFR-risicovarianten
zou kunnen worden toegeschreven aan gebrek aan statistisch vermogen, maar het
blijft de vraag of deze varianten werkelijke risicovarianten zijn, of markers
voor glioom-prognose.
1.Wibom C, Späth F, Dahlin AM et al. Investigation
of established genetic risk variants for glioma in pre-diagnostic samples from
a population based nested case control study. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev
2015; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)