Bij een mediane follow-up van 9,4 maanden was de PFS in de ibrutinib-arm (mediane PFS niet bereikt) significant beter dan in de ofatumumab-arm (mediane PFS 8,1 maanden). De HR voor progressie of overlijden in de ibrutinib-arm was 0,22 (p<0,001). De zes-maands PFS in de ibrutinib-arm bedroeg 88%. Ibrutinib verbeterde ook de OS significant (HR 0,43; p=0,005). Na twaalf maanden was de OS 90% in de ibrutinib-arm versus 81% in de ofatumumab-arm. Ook de ORR was significant hoger bij ibrutinib (42,6%) dan bij ofatumumab (4,1%; p<0,001). Nog eens 20% van de patiënten in de ibrutinib-arm hadden een partiële respons met lymfocytose. Al deze effecten waren onafhankelijk van chromosoom 17p13.1 deletie of resistentie tegen purine-analogen. De meest frequente niet-hematologische bijwerkingen waren diarree, vermoeidheid, pyrexie en misselijkheid in de ibrutinib-arm en vermoeidheid, infusiereacties en hoest in de ofatumumab-arm.
1. Byrd JC, Brown JR, O’Brien S et al. Ibrutinib versus ofatumumab in previously treated chronic lymphoid leukemia. N Engl J Med 2014;epub ahead of print