Dr. Christof
Vulsteke (Academisch Ziekenhuis Maria Martelares, Gent) en zijn collega’s uit België,
Zwitserland en Engeland publiceren vandaag online in Breast Cancer Research and Treatment de resultaten van een studie naar het verband tussen kenmerken van patiënten met vroege borstkanker en
uitkomsten van behandeling.1 De onderzoekers analyseerden gegevens
van 991 patiënten die tussen 2000 en 2010 waren behandeld met vier tot zes
cycli (neo-)adjuvant FEC of drie cycli FEC gevolgd door drie cycli docetaxel. Tijdens
een mediane follow-up van 5,2 jaar trad recidief op bij 15,3% en overleed 6,4%
van de patiënten. Gevorderd stadium en meer agressief subtype waren
geassocieerd met slechtere borstkankerspecifieke overleving en korter recidiefvrij
interval (p<0,0001).
De
borstkankerspecifieke overleving was slechter voor homozygoot dragers van de
rs1057910-variant C-allel in CYP2C9 (HR
30,4; p<0,001) en voor patiënten met een hoger leukocytengetal (HR 1,2;
p=0,014). De borstkankerspecifiek overleving was beter voor dragers van het
GT-genotype van de ABCB1 variant
rs2032582 (HR 0,5; p=0,021).
Het
recidiefvrij interval was slechter bij een hoger leukocytengetal (HR 1,1; p=0,026),
homozygoot dragers van de rs1057910-variant C-allel in CYP2C9 (HR10,9; p=0,002), dragers van het CT-genotype van de CYBA variant rs4673 (HR 1,8; p=0,006),
en G-allel homozygotie voor de UGT2B7
variant rs3924194 (HR 3,4; p=0,023).
1.Vulsteke C, Pfeil AM, Schwenkglenks M et al.
Impact of genetic variability and treatment-related factors on outcome in early
breast cancer patients receiving (neo-)adjuvant chemotherapy with
5-fluorouracil, epirubicin and cyclophosphamide, and docetaxel. Breast Cancer
Res Treat 2014;epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)