
Deelnemers aan de studie waren 85 patiënten. Gedurende follow-up van mediaan 24 maanden behandeling werden graad 1- of 2-bloedingen gezien in 55% van de patiënten. Er waren geen graad 3-gebeurtenissen. De mediane tijd-tot-gebeurtenis was 49 dagen. De cumulatieve incidentie van gebeurtenissen bereikte na zes maanden behandeling een plateau, hetgeen suggerereert dat het risico van bloeding afneemt bij voortgezette behandeling.
Bij aanvang waren de niveaus van von Willebrand factor en factor VIII hoog; deze waarden daalden tot normale niveaus tijdens de behandeling. De trombocytenfunctie was gestoord in 22 patiënten bij aanvang en 19 additionele patiënten tijdens de ibrutinib-behandeling, veelal voorbijgaand. De collageen- en de ADP-geïnduceerde trombocytenaggregatie waren vergeleken met gezonde controlepersonen verlaagd in alle CLL-patiënten, ongeacht ibrutinib-behandeling. Behandeling met ibrutinib resulteerde in milde verdere verlaging van de collageen-geïnduceerde trombocytenaggregatie, terwijl de respons op ADP in CLL-patiënten verbeterde door ibrutinib-behandeling. Bij aanvang waren parameters geassocieerd met verhoogd bloedingsrisico aanwezig, waaronder verlengde epinefrine closure (HR 2,74; p=0,012), lager niveau van von Willebrand factor (HR 2,73; p=0,009) en lager niveau van factor VIII (HR 3,73; p=0,0004).
De onderzoekers concluderen dat zowel ziekte- als behandelingsgerelateerde factoren van invloed zijn op het bloedingsrisico. Patiënten met een verhoogd risico van graad 1- of 2-bloeding kunnen worden geïdentificeerd met klinisch-laboratoriumtesten, en hen kan worden geadviseerd gebruik van aspirine, NSAIDs en visolie te vermijden.
1.Lipsky AH, Farooqui MZH, Tian X et al. Incidence and risk factors of bleeding-related adverse events in patients with chronic lymphocytic leukemia treated with ibrutinib. Haematologica 2015; epub ahead of print