Chemotherapie
voor mammacarcinoom kan cognitieve veranderingen veroorzaken, die de kwaliteit
van leven en het functioneren van de patiënten negatief kunnen beïnvloeden.
Prof. Alexandre Chan (Nationale Universiteit van Singapore) en collega’s publiceren
online in het European Journal of Cancer
een systematisch overzicht van farmacologische en niet-farmacologische interventies
om cognitieve veranderingen in deze patiënten te managen.1
In de
literatuur tussen januari 1999 en mei 2014 vonden de onderzoekers dertien voor
dit onderwerp relevante studies met tezamen 1138 deelneemsters. Chan en collega’s
beoordelen het risico van bias in deze studies als hoog (elf studies) of
onduidelijk (twee studies). Tot de farmacologische interventies die zijn
onderzocht behoorden psychostimulantia (vier studies), epoëtine α (één studie)
en Ginkgo biloba (één studie). Niet-farmacologische interventies waren cognitieve
training (vijf studies) en fysieke activiteit (twee studies).
De
farmacologische interventies waren niet werkzaam, met uitzondering van een
positief effect op het zelf-gerapporteerd cognitief functioneren in de epoëtine
α-studie. Cognitieve training had gunstige effecten op zelf-gerapporteerd
cognitief functioneren, geheugen, verbaal functioneren, en oriëntatie/attentie.
Fysieke activiteit had gunstige effecten op executieve functie en
zelf-gerapporteerde concentratie.
1.Chan RJ, McCarthy AL, Devenish J et al.
Systematic review of pharmacologic and non-pharmacologic interventions to
manage cognitive alterations after chemotherapy for breast cancer. Eur J Cancer
2015; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)