Tijdens chemotherapie
bij borstkanker treedt inflammatie op, vaak geassocieerd met vermoeidheid. Deze
klachten kunnen lang aanhouden, tot maanden na het beëindigen van de behandeling.
In een artikel in Brain, Behavior and Immunity laten onderzoekers van Emory
University (Atlanta) zien dat de inflammatie samenhangt met persistente
veranderingen in DNA-methyleringspatronen in perifeer-bloed mononucleaire
cellen (PBMCs).1
De
onderzoekers isoleerden voor de bestraling DNA uit PBMCs van 61
borstkankerpatiënten (stadium 0 tot 3A) na partiële mastectomie met of zonder
chemotherapie. De vrouwen die chemotherapie hadden gekregen vertoonden
significant (p<1,03x10-7) verlaagde DNA-methylering op acht van
de 485.000 onderzochte CpG-sites, waaronder vier in exon 11 van
transmembraaneiwit 49. Verlaagde methylering op elk van deze acht sites was
geassocieerd met toegenomen gehalten van plasma soluble TNF receptor-2 en IL-6.
sTNFR2-niveaus waren gecorreleerd met vermoeidheid.
Zes maanden
na de bestraling werden de bepalingen herhaald bij een subset (n=39) van de
patiënten. Op vier van de acht CpG-sites werd nog steeds verlaagde methylering
waargenomen in de PBMCs van de vrouwen die chemotherapie hadden gekregen. Deze
verlaagde methylering was ook nog steeds geassocieerd met sTNFR2 of IL-6. De
onderzoekers concluderen dat persisterende epigenetische veranderingen kunnen
bijdragen aan inflammatie na chemotherapie bij borstkanker.
Referentie 1. Smith AK, Conneely KN, Pace TW et al. Epigenetic
changes associated with inflammation in breast cancer patients treated with
chemotherapy. Brain Behav Immun 2014; epub ahead of print.
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)