Chemo-immuuntherapie
met fludarabine (F), cyclofosfamide (C) en rituximab (R) is de
standaardbehandeling voor patiënten met niet-eerder behandeld CLL. Prof.
Michael Hallek (Universiteit van Keulen) en collega’s publiceren online in Bloodlange-termijn uitkomsten van de fase-3 CLL8-studie.1 In CLL8 zijn 817
behandelings-naïeve CD20-positief CLL-patiënten in goede fysieke conditie gerandomseerd
naar zes cycli FCR of FC.
Het primaire
eindpunt van de studie was progressievrije overleving. Bij mediane follow-up
van 5,9 jaar was de mediane PFS 56,8 maanden met FCR versus 32,9 maanden met FC
(HR 0,59; p<0,001). De mediane overall
survival was niet bereikt met FCR versus 86,0 maanden met FC (HR 0,68;
p=0,001). In patiënten met gemuteerd IGHV resulteerde FCR vergeleken met FC in
betere PFS (HR 0,47; p<0,001) en betere OS (HR 0,62; p=0,1). Deze
verbetering werd gezien in alle cytogenetische subgroepen met uitzondering van
del(17p). Lange-termijn veiligheidsanalyses lieten zien dat FCR geassocieerd
was met meer neutropenie gedurende het eerste jaar (16,6%) dan FC (8,8%;
p=0,007). Secundaire maligniteiten inclusief Richter’s transformatie werden
gezien in 13,1% met FCR en 17,4% met FC (p=0,1).
De
onderzoekers concluderen dat eerstelijns chemo-immmuntherapie met FCR leidt tot
lange-termijn remissies en relevante verbetering in OS in specifieke genetische
subgroepen van fitte CLL-patiënten, in het bijzonder patiënten met gemuteerd
IGHV.
1.Fischer K, Bahlo J, Fink AM et al. Long term
remissions after FCR chemoimmunotherapy in previously untreated patients with
CLL: updated results of the CLL8 trial. Blood 2015; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)