
Deelnemers aan de studie waren 44 patiënten met gevorderde GIST met resistentie tegen imatinib. De standaard tweedelijns behandeling voor deze patiënten is sunitinib. De deelnemers werden gerandomiseerd naar behandeling met masitinib (n=23) of sunitinib (n=21). De mediane follow-up bedroeg 14 maanden. In de masitinib-arm werd minder toxiciteit gezien dan in de sunitinib-arm. Vooral ernstige bijwerkingen waren minder frequent in de masitinib-arm (52% van de patiënten) dan in de sunitinib-arm (91%; p=0,008).
Het primaire eindpunt van de studie was de niet-comparatieve test van de hypothese dat behandeling met masitinib zou resulteren in mediane PFS langer dan drie maanden. Deze vraag werd positief beantwoord: de mediane PFS in de masitinib-arm bedroeg 3,71 maanden (ondergrens 90%-bti 3,65 maanden).
Na progressie werden de patiënten uit de masitinib-arm overgezet op sunitinib. Een secundair eindpunt van de studie was de overleving in beide armen. De mediane overleving van de patiënten die eerst met masitinib en na progressie met sunitinib behandeld waren was beter dan die van de patiënten die direct met sunitinib behandeld waren (HR 0,27; 95%-bti 0,09-0,85; p=0,016). Tijdens 26 maanden follow-up was de overleving in de masitinib-arm 12,4 maanden langer dan in de sunitinib-arm.
De onderzoekers concluderen dat het laten voorafgaan van de standaard van zorg door masitinib tot overlevingsvoordeel leidt. Verder onderzoek van masitinib voor imatinib-resistente of –intolerante patiënten is gerechtvaardigd.
1. Adenis A, Blay J-Y, Bui-Nguyen B et al. Masitinib in advanced gastrointestinal stromal tumor (GIST) after failure of imatinib: a randomized controlled open-label trial. Ann Oncol 2014;epub ahead of print