Er is geen
consensus over de rol van tijdelijke suppressie van de ovariumfunctie met
LHRH-agonisten voor de preventie van chemotherapie-geïnduceerd prematuur
ovariumfalen (POF) in premenopauzale patiënten met mammacarcinoom. Dr. Matteo
Lambertini (Ospedaliera Universitaria San
Martino, Genua) en collega’s hebben een meta-analyse uitgevoerd van
gerandomiseerde studies van LHRHa en chemotherapie-geïnduceerd POF. Lambertini
presenteert de uitkomsten van de meta-analyse vandaag op het European Cancer Congress.1
In de
gepubliceerde literatuur en proceedings van belangrijke congressen vonden de onderzoekers
twaalf (voor het onderwerp) relevante studies met tezamen 1231 patiënten. Het
gebruik van LHRHa was geassocieerd met een significante verlaging van het
risico van chemotherapie-geïnduceerde POF (OR 0,36; p<0,001). Er was echter
een significante heterogeniteit tussen de studies (I2 47,1%;
p=0,026), omdat verschillende definities van POF werden gehanteerd.
Er waren
acht studies die amenorroe twaalf maanden na eind van de chemotherapie
hanteerden als POF-definitie. In de meta-analyse van deze studies was gebruik
van LHRHa geassocieerd met significante verlaging van het risico van POF (OR
0,73; p<0,001) zonder heterogeniteit (I2=0,0%). Vijf studies
rapporteerden zwangerschappen na behandeling voor mammacarcinoom. Er waren 33
zwangerschappen in de LHRHa-groepen versus 19 zwangerschappen in de
controlegroepen (OR 1,83; p=0,041), wederom zonder heterogeniteit (I2=0,0%).
De
onderzoekers concluderen dat tijdelijke suppressie van de ovariumfunctie met
LHRH-agonisten resulteert in significante verlaging van het risico van
chemotherapie-geïnduceerde POF en mogelijk ook met verhoging van de kans op
zwangerschap na chemotherapie voor mammacarcinoom.
1.Lambertini M et al. ECC
2015; abstr. 1957
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)