Dr. Yun-tao
Xie (Kankerziekenhuis van de Peking Universiteit, Beijing) en collega’s hebben het
verband onderzocht tussen PIK3CA-mutaties in tumorweefsel en de respons op
neoadjuvante chemotherapie in mammacarcinoom. De uitkomsten van de studie zijn online gepubliceerd in Clinical Cancer Research.1 Deelneemsters aan de studie
waren 729 patiënten met primair mammacarcinoom.
Pathologisch
complete respons na neoadjuvante chemotherapie werd gezien in 142 patiënten
(19,5%). Er waren 206 patiënten (28,2%) die voor aanvang van de neoadjuvante
chemotherapie tumoren met PIK3CA-mutaties hadden. Onder deze patiënten was het
percentage met pCR lager dan onder patiënten zonder PIK3CA-mutaties (14,6%
versus 21,4%; p=0,035). Er waren geen significante verschillen in ziektevrije
overleving (DFS) en distante ziektevrije overleving (DDFS) tussen patiënten met
PIK3CA-mutaties en patiënten zonder PIK3CA-mutaties.
Van 102
patiënten was de PIK3CA-mutatiestatus voor en na de neoadjuvante chemotherapie
bekend. Onder deze patiënten hadden 24 (23,5%) PIK3CA-mutaties voor de
neoadjuvante chemotherapie. Van deze 24 patiënten hadden er 15 na de
neoadjuvante chemotherapie nog steeds hun initiële PIK3CA-mutaties, terwijl de
overige 9 de mutaties na de neoadjuvante chemotherapie verloren hadden. De
patiënten die de PIK3CA-mutaties behielden hadden een slechtere DDFS dan de
overige 87 patiënten in deze subgroep (HR 2,34; 95%-bti 0,98-5,62; p=0,050).
De
onderzoekers concluderen dat patiënten met PIK3CA-mutaties minder kans hebben
op respons op neoadjuvante chemotherapie. Patiënten die na neoadjuvante
chemotherapie de initiële PIK3CA-mutaties behouden hebben een slechtere
overleving.
1.Yuan H, Chen JC, Liu Y et al. Association of
PIK3CA mutation status before and after neoadjuvant chemotherapy with respons
to chemotherapy in women with breast cancer. Clin Cancer Res 2015; epub ahead
of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)