
De analyse heeft betrekking op vier HOVON-SAKK AML-studies. Van 2001 tot 2010 werden 1155 zestigplussers geïncludeerd, van wie 640 na inductiechemotherapie eerste remissie bereikten. Deze patiënten werden in de analyse geïncludeerd. Post-remissiebehandelingen waren allogene HSCT gevolgd door reduced-intensity conditioning (RIC; n=97), gemtuzumab ozogamicine (GO, n=110), chemotherapie (n=44), en autologe HSCT (n=23). De overige 366 patiënten werden niet verder behandeld.
Het primaire eindpunt van de analyse was vijf-jaars overall survival. De vijf-jaars OS was 35% (95%-bti 25-44) voor patiënten die allogene HSCT kregen, 26% (19-33) voor patiënten die chemotherapie of autologe HSCT kregen, en 21% (17-26) voor patiënten die geen verdere post-remissie behandeling kregen. De vijf-jaars overleving hing sterk samen met de AML-risicoscore. De vijf-jaars OS onder de 65 patiënten met een gunstige risicoscore was 56% (95%-bti 43-67), de vijf-jaars OS onder de 131 patiënten met intermediair risico was 23% (19-27), en de vijf-jaars OS onder de 444 patiënten met ongunstig risico was 13% (8-20). In multivariate analyse was allogene HSCT geassocieerd met betere OS (HR 0,71; 95%-bti 0,53-0,95) dan andere post-remissiebehandelingen of geen post-remissiebehandeling, met name in patiënten met intermediair risico (HR 0,82; 0,58-1,15) of ongunstig risico (HR 0,39; 0,21-0,73).
De onderzoekers concluderen dat de uitkomsten van de studies suggereren dat allogene HSCT de voorkeur heeft als post-remissietherapie voor AML-patiënten in de leeftijd van zestig jaar en ouder met intermediair en ongunstig risico in eerste complete remissie.
1.Versluis J, Hazenberg CLE, Passweg JR et al. Post-remission treatment with allogeneic stem cell transplantation in patients aged 60 years and older with acute myeloid leukaemia: a time-dependent analysis. Lancet Haematol 2015; epub ahead of print