
Het eindpunt van de studie was ipsilateraal lokaal falen (LF). Tijdens mediaan 7,17 jaar follow-up (range 0,01 tot 11,33 jaar) kwamen in de radiotherapie-arm twee en in de observatie-arm negentien gevallen van LF voor. Na zeven jaar was het LF-percentage 0,9% in de radiotherapie-arm versus 6,7% in de observatie-arm (HR 0,11; p<0,001). Graad 1 of 2 bijwerkingen kwamen voor in 30% in de observatie-arm versus 70% in de radiotherapie-arm. Graad 3 of 4 bijwerkingen kwamen voor in 4,0% respectievelijk 4,2%. Late radiotherapie-toxiciteit was graad 1 in 30%, graad 2 in 4,6% en graad 3 in 0,7%.
De onderzoekers concluderen dat in deze goed-risico subset van DCIS-patiënten het risico van LF laag was in de observatie-arm, maar significant lager was in de radiotherapie-arm. De deelneemsters blijven gevolgd worden.
1.McCormick B, Winter K, Hudis C et al. RTOG 9804: a prospective randomized trial for good-risk ductal carcinoma in situ comparing radiotherapy with observation. J Clin Oncol 2015; epub ahead of print