Studies naar
het effect van ras op de uitkomst van mammacarcinoom worden verstoord door
heterogeniteit van tumoren en behandelingen. Dr. Lisa Carey (University of North
Carolina in Chapel Hill) en collega’s hebben een studie van rasgebonden
verschillen in uitkomsten uitgevoerd in een cohort vrouwen met stadium II-III
mammacarcinoom die tussen 1998 en 2011 uniform behandeld werden met
neoadjuvante chemotherapie. De uitkomsten van de studie zijn online gepubliceerd in Breast Cancer Research and Treatment.1 Ras werd in de
studie gecategoriseerd als African-American (AA) of niet-AA. De analyses werden
gestratificeerd naar HR- en HER2-subtype.
Van de 349
vrouwen waren er 102 (29%) AA, die jonger waren (p=0,03), meer obees waren
(p<0,001), en minder frequent HR+/HER2- tumoren hadden (p=0,01). Er waren
geen significant verschillen in percentage pCR tussen AA- en niet-AA vrouwen.
Bij mediane follow-up van 6,5 jaar hadden AA-vrouwen slechtere
tijd-tot-recidief (HR 1,51; 95%-bti 1,02-2,24); dit verband was verzwakt in
multivariate analyse. Er was tussen de groepen AA- en niet-AA vrouwen geen
significant verschil in overall survival.
Gestratificeerd naar HR waren slechtere uitkomsten beperkt tot HR+ AA (HR voor
TTR 1,85; 95%-bti 1,09-3,14; HR voor OS 2,42; 95%-bti 1,37-4,28). Dit verschil
bleef significant in multivariate analyse inclusief pCR-percentage en body mass
index.
De
onderzoekers concluderen dat lange-termijn rasgebonden dispariteit alleen wordt
gezien in patiënten met HR+ mammacarcinoom, met geen waarneembare bijdrage van
gevoeligheid voor chemotherapie. Dit suggereert dat de dispariteit kan worden
gedreven door HR+ factoren zoals moleculaire verschillen, verschillen in
gevoeligheid voor endocriene therapie, of verschillen in adherentie.
1.Tichy JR, Deal AM, Anders CK et al. Race,
response to chemotherapy, and outcome within clinical breast cancer subtypes.
Breast Cancer Res Treat 2015; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)