
In 59% van de patiënten werd de ziekte pathologisch geverifieerd. Het percentage verificatie nam toe in de tijd van 56% in 1993-1996 tot 69% in 2009-2010 (p<0,0001). Het verificatiepercentage was hoger onder jongere patiënten (jonger dan 50 jaar versus 60-69 jaar OR 3,2; 95%-bti 1,9-5,4), onder patiënten met een hogere sociaal-economische status (hoog versus laag OR 1,3; 95%-bti 1,1-1,7); onder patiënten met metastatische ziekte (metastatisch versus locoregionaal OR 3,2; 95%-bti 2,7-3,8) en onder patiënten die met chemotherapie behandeld werden (wel versus niet OR 2,4; 95%-bti 1,8-3,2). De meest gunstige prognose hadden patiënten met geverifieerde locoregionale ziekte (mediane overall survival 7,6 maanden; 95%-bti 7,1-8,5 maanden); de slechtste prognose hadden patiënten met niet-geverifieerde metastatische ziekte (mediane OS 1,7 maanden; 95%-bti 1,4-2,0 maanden).
De onderzoekers concluderen dat pathologische verificatie van pancreascarcinoom voorkeur verdient. De mediane overleving van patiënten zonder verificatie doet echter vermoeden dat de grote meerderheid van deze patiënten inderdaad invasief pancreascarcinoom had. Dit zou een rechtvaardiging kunnen zijn voor behandelbeslissingen in afwezigheid van pathologische verificatie.
1.Bernards N, Creemers G-J, Huysentruyt CJ et al. The relevance of pathological verification in suspected pancreatic cancer. Cancer Epidemiol 2015; epub ahead of print