De
introductie van molecularly targeted
anticancer therapies gaat gepaard met nieuwe uitdagingen, waaronder
dermatologische bijwerkingen. Een veel-gerapporteerde bijwerking is alopecie,
maar de werkelijke incidentie van deze bijwerking is niet duidelijk. Dr. Mario
Lacouture (Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York) en collega’s
hebben een literatuurstudie uitgevoerd van de incidentie van alopecie in
patiënten die werden behandeld met geregistreerde remmers van oncogene routes
en moleculen (ALK, Bcr-abl, BRAF, BTK, CTLA-4, EGFR, HER2, JAK, MEL, mTOR, SMO,
VEGF, VEGFR, PDGR, proteasomen, CD20, CD30, CD52). De uitkomsten van de studie zijn online gepubliceerd in Annals of Oncology.1
De
onderzoekers berekenen een overall incidentie van alle graden alopecie van
14,7% (95%-bti 12,6-17,2%). De laagste incidentie werd gezien met bortezomib
(2,2%; 95%-bti 0,4- 10,9%), en de hoogste met vismodegib (56,9%; 95%-bti
50,5-63,1%). Het relatief risico van alle graden alopecie is verhoogd voor
moleculair-gerichte middelen vergeleken met placebo (RR 7,9; p<0,01) maar
verlaagd voor moleculair gerichte middelen vergeleken met chemotherapie (RR
0,32; p<0,01).
De
onderzoekers concluderen dat targeted
therapies geassocieerd zijn met een verhoogd risico van alopecie.
1.Belum VR, Marulanda K, Ensslin C et al. Alopecia
in patients treated with molecularly targeted anticancer therapies. Ann Oncol
2015; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)