
In het cohort werden 202 gevallen van secundair melanoom gezien, waaronder 91 na CLL/SLL. De cumulatieve incidentie van secundair melanoom op de leeftijd van 85 jaar was 1,37% na CLL/SLL en 0,78% na andere NHL-subtypes. Het melanoomrisico na CLL/SLL was significant verhoogd onder patiënten die fludarabine-bevattende chemotherapie hadden gekregen: HR 1,92 voor de achttien patiënten die fludarabine met rituximab hadden gekregen, en HR 2,92 voor de tien patiënten op fludarabine zonder rituximab. T-cel activerende autoimmuunziekten voor of na CLL/SLL waren ook geassocieerd met een verhoogd risico van secundair melanoom. Onder overlevers van andere NHL-subtypen waren specifieke behandelingen of T-cel/B-cel immuuncondities echter niet geassocieerd met het risico van secundair melanoom.
De onderzoekers concluderen dat immuunverstoring kan bijdragen aan de ontwikkeling van melanoom na CLL/SLL. Ze stellen dat toegenomen waakzaamheid vereist is om vroege detectie van melanoom in overlevers van NHL te bevorderen.
1.Lam CJK, Curtis RE, Dores GM et al. Risk factors for melanoma among survivors of non-Hodgkin lymphoma. J Clin Oncol 2015; epub ahead of print