
De onderzoekers bestudeerden klinisch-pathologische gegevens van 3045 patiënten met coloncarcinoom die deelnamen aan de PETACC3 adjuvant chemotherapie studie. Voor 1404 patiënten waren moleculaire kenmerken van de carcinomen bekend, waaronder genexpressie data voor 589 en DNA copy number profielen voor 199. De onderzoekers analyseerden ook 413 colon-adenocarcinomen uit de collectie van The Cancer Genome Atlas.
De onderzoekers zagen dat de carcinomen uit het proximale colon vaker mucineus waren, en gekenmerkt werden door hoge MSI, mutaties in belangrijke tumorigene routes, en BRAF-like- en serrated pathway signature, onafhankelijk van het histologische type. Distale carcinomen waren vaker chromosoom-instabiel en EGFR- of HER2 geamplificeerd, en vertoonden vaker overexpressie van epireguline. Het recidiefrisico verschilde niet tussen proximaal en distaal coloncarcinoom, maar de overleving na recidief was beduidend slechter bij proximale dan bij distale stadium III carcinomen.
Voor een cohort van 325 patiënten in de metastatische setting waren uitkomsten van anti-EGFR behandeling beschikbaar. Alleen patiënten met metastasen van proximaal coloncarcinoom vertoonden respons op deze behandeling, in lijn met de voorspellingen op grond van de pathway enrichment analyses.
1. Missiaglia E, Jacobs B, D’Ario G et al. Distal and proximal colon cancers differ in terms of molecular, pathological and clinical features. Ann Oncol 2014;epub ahead of print