Dr. Jason
Pole (Pediatric Oncology Group of Ontario, Toronto) en collega’s hebben een
studie uitgevoerd van de ontwikkeling van subsequente maligne neoplasmen (SMNs)
in een bevolkings-gebaseerd cohort van pediatrische kankerpatiënten. De uitkomsten van de studie zijn online gepubliceerd Cancer Epidemiology Biomarkers & Prevention.1
Deelnemers waren 7920 inwoners van Ontario jonger dan vijftien jaar met een
primaire diagnose tussen begin 1985 en eind 2008.
In 188 deelnemers
(2,4%) werden 197 SMNs gezien. De mediane follow-up was 10,7 jaar (SD 7,6 jaar;
range 0,0-26,4 jaar). De mediane tijd tot SMN was 8,5 jaar (SD 6,3 jaar; range
0,0-24,9 jaar). De SIR voor ontwikkelen van SMN 9,9 (95%-bti 8,6-11,4). Tachtig
van de 197 SMNs (40,6%) werd gezien in de eerste vijf jaar na de primaire
diagnose (‘vroege SMN’). Vroege SMNs waren vaker leukemie en lymfoom. Factoren
die geassocieerd waren met vroege SMN waren primaire diagnose bottumor (OR 4,88; 95%-bti 1,52-15,60), radiotherapie
(OR 1,82; 95%-bti 1,02-3,22) en de hoogste dosering epipodofyllotoxine (OR
3,74; 95%-bti 1,88-7,42).
De
onderzoekers concluderen dat meer dan 40% van de SMNs in kinderen tot
ontwikkeling kwamen in de eerste vijf jaar na de primaire diagnose. Dit
onderstreept het belang van vroege en voortgezette surveillance.
1.Pole JD, Gu LY, Kirsh V et al. Subsequent
malignant neoplasms in a population-based cohort of pediatric cancer patients:
A focus on the first 5 years. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 2015; epub ahead
of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)