De
literatuur over invasieve intraductale papillaire mucineuze neoplasie (IPMN) van
de pancreas is afkomstig van kleine studies, zodat adequate vergelijkingen van
adjuvante therapie versus alleen-chirurgie niet zijn uitgevoerd. Dr. Charles
Vollmer (University of Pennsylvania, Philadelphia) en collega’s hebben een
studie uitgevoerd van de werkzaamheid van adjuvante behandeling voor IPMN op
basis van gegevens in de National Cancer
Database (1998-2010). De uitkomsten van de studie zijn online gepubliceerd in Cancer.1
De onderzoekers
vonden gegevens van 1220 IPMN-patiënten, van wie 47% adjuvante therapie kreeg. De
mediane overall survival was 28,9
maanden; de één- en vijf-jaars overleving was 76% respectievelijk 17%. Alleen-chirurgie
was geassocieerd met slechtere overleving (HR 1,36; p=0,00005). Factoren die
geassocieerd waren met slechtere overleving na alleen-chirurgie waren
TNM-stadium III/IV-ziekte, positieve lymfeklierstatus, positieve chirurgische
marges, en slechte tumordifferentiatie (alle vergelijkingen p≤0,05). Patiënten
met TNM stadium I-ziekte of lymfekliernegatieve ziekte hadden geen
overlevingsvoordeel van adjuvante therapie. Patiënten met invasieve IPMN hadden
betere risicofactor-gecorrigeerde overleving vergeleken met patiënten met
conventioneel pancreas ductaaladenocarcinoom (HR 0,73; p<0,0001).
De
onderzoekers concluderen dat invasief IPMN meer indolent is dan conventioneel
PDAC. Adjuvante therapie is geassocieerd met betere OS vergeleken met
alleen-chirurgie in patiënten met invasief IPMN, vooral in patiënten met hoger
ziektestadium, positieve lymfeklieren, positieve marges of slecht-gedifferentieerde
tumoren, maar niet in patiënten met stadium I of lymfekliernegatieve ziekte.
1.McMillan MT, Lewis RS, Drebin JA et al. The
efficacy of adjuvant therapy for pancreatic invasive intraductal papillary
mucinous neoplasm (IPMN). Cancer 2015; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)