Chemo-immuuntherapie
met fludarabine, cyclofosfamide, en rituximab (FCR) resulteert in duurzame
remissie onder patiënten met CLL. In 1999 begon in MD Anderson Cancer Center
(Houston TX) een studie met 300 CLL-patiënten die frontline FCR kregen. Prof.
Michael Keating en collega’s publiceren in Blood lange-termijn
follow-up resultaten van de studie.1
Op het
moment van data cutoff voor de nu gepubliceerde analyse was de mediane
follow-up 19,0 jaar. Onder patiënten met mutatie in het IGHV-gen was de mediane progressievrije overleving 14,6 jaar,
versus 4,2 jaar voor patiënten met niet-gemuteerd IGHV. Na tien jaar follow-up was progressie van de ziekte
ongebruikelijk: onder de 94 patiënten die na mediaan tien jaar in remissie
waren werd tijdens de volgende negen jaar progressie gezien in 16 (17%), onder
wie slechts 4 van 45 patiënten (9%) met IGHV-mutatie. Afgezien van Richter
transformatie werden in 96 van 300 patiënten (32%) andere maligniteiten gezien,
met therapie-gerelateerde myeloïde neoplasmen (tMNs) in 19 patiënten (6,3%) die
fataal waren in 16 patiënten. Er werden geen pretreatment patiëntkenmerken
geïdentificeerd die voorspellend waren voor tMNs.
De
onderzoekers concluderen dat FCR een goede optie blijft voor patiënten met IGVH-gemuteerd CLL.
1.Thompson PA, Bazinet A, Wierda WG et
al. Sustained remissions in CLL after frontline FCR treatment with very
long-term follow-up. Blood 202.020158
Summary: Median 19 year follow-up of a study
at MD Anderson Cancer Center (Houston, TX) found that fludarabine-cyclophosphamide-rituximab
remains an option for patients with IGHV-mutated CLL, with a significant
fraction achieving functional cure.
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)