
Van de 223 patiënten ontwikkelden 95 (43%) tezamen133 episoden van virale acute respiratoire ziekte (ARI). De incidentie van ARI bedroeg 1,1 per 1000 patiëntdagen. ARI zonder virale etiologie werd gezien in 65 patiënten (29%), en in 63 patiënten werd geen ARI waargenomen (28%). Er waren geen significante associaties tussen ras, geslacht, leeftijd of ALL-risicogroep en de ontwikkeling van ARI. Kinderen die inductiechemotherapie kregen hadden het hoogste ARI-risico (2,3 per 1000 patiëntdagen). Influenzavirus was met 38% van de ARI het meest-waargenomen virus, gevolgd door RSV (33%). Virale ARI resulteerde in hospitalisatie in 61% van de patiënten, in 80% werd de chemotherapie uitgesteld, en 0,7% overleed. In 24 patiënten (18%) werd virale infectie van de lagere luchtwegen (LRTI) gezien, van wie vijf complicaties hadden. De patiënten met virale LRTI hadden significant lagere nadir absolute lymfocytgetallen, waren zieker bij presentatie, en hadden hogere risico’s van RSV-infectie, hospitalisatie, en uitstel van chemotherapie vergeleken met patiënten met virale infecties in de bovenste luchtwegen.
De onderzoekers concluderen dat virale ARI in kinderen en adolescenten met ALL een klinisch relevante uitdaging vormen.
1.Hakim H, Dallas R, Zhou Y et al. Acute respiratoy infections in children and adolescents with acute lymphoblastic leukemia. Cancer 2015; epub ahead of print