
De studie is gebaseerd op gegevens van de NKR. Tussen 1990 en 2013 werd vroeg-stadium mammacarcinoom gediagnostiseerd in 231.648 Nederlandse patiënten, van wie er 124.472 AST kregen. Adjuvante endocriene behandeling (ET) nam toe van 23% van de patiënten in 1990 tot 56% in 2012, en chemotherapie nam toe van 11% in 1990 tot 44% in 2012. In de periode van 2009 tot 2013 kreeg 8% van de patiënten ET en 3% chemotherapie zonder een richtlijnindicatie; terwijl 10% van de patiënten geen ET kreeg en 29% geen chemotherapie kreeg ondanks een richtlijnindicatie. Over het algemeen waren ongunstige klinisch-pathologische kenmerken geassocieerd met verlaagde waarschijnlijkheid van onderbehandeling en verhoogde waarschijnlijkheid van overbehandeling. De waarschijnlijkheid van endocriene onderbehandeling was sterk verhoogd in jonge vrouwen (jonger dan 35 versus 60-70 jaar RR 1,79; 95%-bti 1,30-2,47) en in vrouwen met HER2-positieve ziekte (RR 1,64; 95%-bti 1,46-1,85).
De onderzoekers concluderen dat er sinds 1990 een sterke toename is geweest in het gebruik van AST in Nederlandse patiënten met vroeg-stadium mammacarcinoom. In de meerderheid van de patiënten was AST-toediening concordant met de richtlijn, maar er zijn groepen met hoge frequentie van AST-onderbehandeling.
1.Verschoor AMF, Kuijer A, Verloop J et al. Adjuvant systemic therapy in early breast cancer: impact of guideline changes and clinicopathologic factors associated with nonadherence at a nation-wide level. Breast Cancer Res Treat 2016; epub ahead of print