
In de National Cancer Database identificeerden de onderzoekers 24.011 patiënten die tussen 2004 en 2014 definitieve SBRT kregen voor T1-T3N0M0 NSCLC. De mediane follow-up was 32,5 maanden. Onder de patiënten waren er 322 die adjuvante chemotherapie kregen (1,3%). De drie-jaars OS was 41,3% met adjuvante chemotherapie versus 50,6% zonder adjuvante chemotherapie (p=0,001). In multivariate analyse was adjuvante chemotherapie onafhankelijk geassocieerd met hogere mortaliteit (HR 1,22; p=0,005). In een subset-analyse van 2323 patiënten met tumoren van 4 cm of groter was de drie-jaars OS 38,2% met adjuvante chemotherapie (n=80) versus 33,0% zonder adjuvante chemotherapie (p=0,81). Ook na propensity-score matching bleef adjuvante chemotherapie na SBRT geassocieerd met significant slechtere OS (41,3% versus 60,9%; p<0,0001).
De onderzoekers concluderen dat adjuvante chemotherapie na definitieve SBRT voor T1-3N0M0 NSCLC geassocieerd was met slechtere OS; ook in patiënten met tumoren van 4 cm of groter was adjuvante chemotherapie na SBRT niet geassocieerd met significant overlevingsvoordeel.
1.Foster CC, Rusthoven CG, Sher DJ et al. Adjuvant chemotherapy following stereotactic body radiotherapy for early stage non-small-cell lung cancer is associated with lower overall survival: a National Cancer Database analysis. Lung Cancer 2019; epub ahead of print
Summary: An analysis of the National Cancer Database found that adjuvant chemotherapy after definitive stereotactic body radiotherapy for T1-3N0M0 NSCLC was associated with lower overall survival. In a subset analysis of patients with tumors of 4 cm or larger adjuvant chemotherapy after definitive SBRT also was not associated with a survival benefit.