De irreversibele
ErbB-blokker afatinib en de reversibele EGFR-TKI gefitinib worden beide
gebruikt als eerstelijns behandeling voor gevorderd NSCLC met activerende
EGFR-mutaties. Prof. Keunchil Park (Sungkyunkwan Universiteit, Seoel)
presenteert vandaag op het ESMO Asia 2015 congres in Singapore uitkomsten van
de gerandomiseerde fase 2b-studie LUX-Lung 7.1 In de studie is een
rechtstreekse vergelijking van beide middelde uitgevoerd.
Deelnemers
waren patiënten met stadium IIIb/IV EGFRm+ NSCLC, die werden gerandomiseerd
naar afatinib 40 mg per dag (n=160) of gefitinib 250 mg per dag (n=159). De beide groepen waren goed in evenwicht met uitzondering van
een lichte gender imbalance (56,9%
vrouwen in de afatinib-arm; 66,7% vrouwen in de gefitinib-arm). De behandeling
werd voortgezet tot progressie, of daarna als de betreffende onderzoeker dat
gunstig achtte. Primaire eindpunten van de studie waren progressievrije
overleving (onafhankelijk beoordeeld), tijd tot behandelfalen, en overall survival.
De PFS was
beter met afatinib dan met gefitinib (HR 0,73; p=0,0165). Dit gold ook voor de
TTF (HR 0,73; p=0,0073). De OS-uitkomsten zijn nog niet matuur (analyses
verwacht in 2016). Ook voor het secundaire eindpunt ORR waren de uitkomsten
beter met afatinib dan met gefitinib (70% versus 56%; p=0,0083). De
meest-gerapporteerde graad 3 of hoger bijwerkingen waren diarree (12,5%) en
rash (9,4%) met afatinib, en toename van alanine-aminotransferase (8,2%) met
gefitinib. Interstitiële longziekte werd gezien in nul patiënten met afatinib
versus vier patiënten met gefitinib. Discontinuering vanwege bijwerkingen was
6,3% in beide armen.
De
onderzoekers concluderen dat eerstelijns afatinib vergeleken met gefitinib
resulteerde in significante verbetering van de PFS in patiënten met gevorderd
NSCLC met EGFR-mutaties.
1.ESMO Asia 2015; abstr. LBA2
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)