De NCDB bevat gegevens van 1574 patiënten die tussen 2003 en 2012 werden behandeld voor pT1-2N0M0 SCLC. Van deze groep ondergingen 954 patiënten (61%) complete R0-resectie, met een vijf-jaars overleving van 47%. Van deze patiënten kreeg 59% adjuvante therapie (n=566), hetzij alleen chemotherapie (n=354), hetzij chemoradiotherapie (n=190, onder wie 99 met craniale radiotherapie), hetzij alleen radiotherapie (n=22). Vergeleken met alleen chirurgie waren adjuvante chemotherapie (HR 0,78; 95%-bti 0,63-0,95) en adjuvante chemotherapie plus craniale radiotherapie (HR 0,52; 95%-bti 0,36-0,75) in multivariate analyse geassocieerd met verbeterde overleving.
De onderzoekers concluderen dat in dit bevolkings-gebaseerde cohort patiënten met pT1-2N0M0 SCLC baat hadden bij adjuvante chemotherapie, al of niet in combinatie met craniale radiotherapie.
1.Yang C-F J, Chan DY, Speicher PJ et al. Role of adjuvant therapy in a population-based cohort of patients with early-stage small-cell lung cancer. J Clin Oncol 2016; epub ahead of print