Er zijn
weinig gegevens beschikbaar over optimale adjuvante therapie na complete resectie
van kleincellig longcarcinoom. Dr. David Harpole (Duke University, Durham NC)
en collega’s hebben een analyse van de National
Cancer Data Base (NCDB) uitgevoerd om de waarde te bepalen van adjuvante
chemotherapie met of zonder profylactische craniale radiotherapie voor pT1-2N0M0
SCLC. De analyse is online gepubliceerd in het Journal
of Clinical Oncology.1
De NCDB
bevat gegevens van 1574 patiënten die tussen 2003 en 2012 werden behandeld voor
pT1-2N0M0 SCLC. Van deze groep ondergingen 954 patiënten (61%) complete
R0-resectie, met een vijf-jaars overleving van 47%. Van deze patiënten kreeg
59% adjuvante therapie (n=566), hetzij alleen chemotherapie (n=354), hetzij
chemoradiotherapie (n=190, onder wie 99 met craniale radiotherapie), hetzij
alleen radiotherapie (n=22). Vergeleken met alleen chirurgie waren adjuvante
chemotherapie (HR 0,78; 95%-bti 0,63-0,95) en adjuvante chemotherapie plus
craniale radiotherapie (HR 0,52; 95%-bti 0,36-0,75) in multivariate analyse
geassocieerd met verbeterde overleving.
De
onderzoekers concluderen dat in dit bevolkings-gebaseerde cohort patiënten met
pT1-2N0M0 SCLC baat hadden bij adjuvante chemotherapie, al of niet in
combinatie met craniale radiotherapie.
1.Yang C-F J, Chan DY, Speicher PJ et al. Role of
adjuvant therapy in a population-based cohort of patients with early-stage
small-cell lung cancer. J Clin Oncol 2016; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)