In 1914
stelde Theodor Boveri dat ‘specific
chromosome constitutions can be produced such that the cells that harbor it are
driven to unrestrained proliferation’. 1 In tumoren komen
terugkerende aneuploïdiepatronen voor, maar het was niet duidelijk of deze
patronen bestaan vanwege de frequentie van iedere afzonderlijke SCNA (somatic copy number alterations) of
omdat ze geselecteerd zijn vanwege een tumorigeen fenotype. In een publicatie
in Cell bijna honderd jaar later (31 oktober 2013) komen onderzoekers van
Harvard Medical School met de hypothese dat cumulatieve fenotypische effecten
van veranderingen in aantallen STOP-genen (tumorsuppressorgenen) en GO-genen
(oncogenen en voor overleving essentiële genen) leiden tot de selectiedruk die
verantwoordelijk is voor het ontstaan van kanker.2 Ze stellen dat
hun studieresultaten uitwijzen dat aneuploïdie niet alleen een kenmerk maar ook
een drijvende kracht is bij de evolutie van kanker bij de mens. De
onderzoekers, onder leiding van prof. Stephen Elledge (Gregor Mendel professor of Genetics bij HMS) hebben het TUSON (Tumor Suppressor and Oncogene) Explorer
computerprogramma ontwikkeld waarmee ze genoomsequentieanalyses hebben
uitgevoerd van meer dan 8200 paren monsters van kanker- en gezond weefsel.Op basis van de mutatiepatronen maakten ze
een lijst van vermoede oncogenen en tumorsuppressorgenen. Ze vonden veel meer
potentiële cancer drivers dan ze
hadden verwacht. Ze rangschikten deze kandidaat-genen aan de hand van hun
waarschijnlijke effect op de ontwikkeling van kanker, en onderzochten waar op
de chromosomen deze genen gewoonlijk voorkomen. Ze zagen dat het aantal
tumorsuppressorgenen of oncogenen op een chromosoom gecorreleerd was aan de
frequentie waarmee het gehele of gedeeltelijke chromosoom bij kanker is
gedeletet of gedupliceerd. Op plaatsen waar de concentratie van STOP-genen
verhoogd is en de concentratie van GO-genen verhoogd, daar komt in tumoren
vaker chromosoomdeletie voor. Hoe hoger de potentie van de betrokken genen, des
te sterker wordt de correlatie. Het
geaccepteerde tumorsuppressormodel van Knudson berust op de Two-Hit hypothese
voor het ontstaan van tumoren bij familiaire kanker. De HMS-onderzoekers stellen
dat het verliezen of winnen van een enkele kopie van een gen door aneuploïdie
eveneens van grote invloed kan zijn op de tumorontwikkeling bij sporadische
kanker.
Referenties 1.Boveri T. The origin of malignant tumors.
Baltimore (Maryland): Williams and Wilkins 2.Davoli T, XU AW, Mengwasser KE et al. Cumulative
Haploinsufficiency and Triplosensitivity Drive Aneuploidy Patterns and Shape
the Cancer Genome.Cell 2013, epub ahead
of print 31 oktober
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)