Dr. Alberto
Alvarez Larrán (Hospital del Mar, Barcelona) en collega’s in elf Europese landen
hebben de eerste gerandomiseerde studie uitgevoerd van primaire profylaxe van
trombose met lage-dosering aspirine versus observatie in patiënten met
laag-risico essentiële trombocytemie. De uitkomsten van de studie worden vandaag online gepubliceerd in Haematologica.1 Deelnemers
waren ET-patiënten met CALR-mutatie (n=271) of JAK2V617F-mutatie (n=162).
Tijdens 2215
patiëntjaren follow-up zonder cytoreductie werden 25 trombose- en 17
bloedingsepisoden gezien. Antiplaatjestherapie had in patiënten met
CALR-mutatie geen effect op het risico van trombose maar was wel geassocieerd
met hogere incidentie van bloeding (12,9 versus 1,8 per 1000 patiëntjaren;
p=0,03). In patiënten met JAK2V617F-mutatie was lage-dosering aspirine
geassocieerd met verlaagde incidentie van veneuze trombose zonder effect op het
bloedingsrisico. Coëxistentie van JAK2V617F-mutatie met
cardiovasculair-risicofactoren was geassocieerd met verhoogd risico van
trombose, ook na correctie voor aspirinebehandeling (IRR 9,8; p=0,02). Mediane cytoreductievrije
tijd was 5 jaar in de groep patiënten met CALR-mutatie versus 9,8 jaar in de
groep patiënten met JAK2V617F-mutatie; p=0,0002).
De
onderzoekers concluderen dat in patiënten met laag-risico CALR-gemuteerde ET
lage-dosering aspirine niet geassocieerd is met verlaagd risico van trombose
maar wel met verhoogd risico van bloeding.
1.Alvarez Larrán A, Pereira A,
Gugielmelli P et al. Antiplatelet therapy versus observation in low-risk
essential thrombocythemia with CALR mutation. Haematologica 2016; epub ahead of
print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)