
Tussen juni 1989 en juli 1995 includeerde de studie 316 vrouwen met ER/PR-positief klierpositief mammacarcinoom, die werden behandeld met hetzij alleen tamoxifen, of chemotherapie gevolgd door tamoxifen, of concurrent tamoxifen plus chemotherapie. De gemiddelde leeftijd was 60,4 jaar (range 44-81) De mediane follow-up voor patiënten zonder LRR was 8,7 jaar (IQR 7,0-10,2). Er waren zeven LRR-gebeurtenissen in 121 vrouwen met een RS lager dan 18 versus 27 LRR-gebeurtenissen in 195 vrouwen met een RS 18 of hoger (5,8% versus 13,8%). De tien-jaars cumulatieve incidentie van LRR was 9,7% in de groep met een lage RS versus 16,5% in de groep met een intermediare of hoge RS (p=0,02). Onder de 252 patiënten die mastectomie zonder radiotherapie hadden gekregen werden vergelijkbare resultaten gezien: LRR 7,7% in de groep met lage RS versus 16,8% in de groep met intermediaire of hoge RS (p=0,03). In een multivariabel model gecorrigeerd voor gerandomiseerde behandeling, aantal positieve klieren, en type chirurgie was hogere RS prognostisch voor LRR (HR 2,37; p=0,04).
De onderzoekers concluderen dat onder vrouwen met ER/PR-positief klierpositief mammacarcinoom een hogere RS geassocieerd met verhoogd risico van LRR, hetgeen suggereert dat de RS , samen met geaccepteerde klinische variabelen, kan worden gebruikt bij het nemen van radiotherapie-keuzen voor deze vrouwen.
1.Woodward WA, Barlow WE, Jagsi R et al. Association between 21-gene assay recurrence score and locoregional recurrence rates in patients with node-positive breast cancer. JAMA Oncol 2020; epub ahead of print
Summary: A retrospective analysis of the phase 3 study SWOG S8814 found that among women with node-positive breast cancer that higher 21-gene assay recurrence scores were associated with increased locoregional recurrence, after adjustment for treatment, type of surgical procedure, and number of positive nodes. This suggests that the recurrence score may be used to assess the risk of LRR during radiotherapy decision-making.