De vijf studies telden tezamen 1747 patiënten met lokaal-gevorderd of metastatisch urotheelcarcinoom. Vijf van de studies includeerden patiënten die eerder platina-gebaseerde therapie hadden gekregen; de twee overige studies hadden deelnemers die niet in aanmerking kwamen voor cisplatine. In de zeven studies tezamen werden met de behandeling samenhangende AESIs gerapporteerd voor 64% van de patiënten met respons (op de anti-PD1/L1 therapie) versus 34% van de patiënten zonder respons; imAEs werden gerapporteerd voor 28% van de patiënten met respons versus 12% van de patiënten zonder respons. Onder de patiënten met respons en een met de behandeling samenhangende AESI rapporteerde 57% de AESI voordat de respons was vastgesteld. Onder de patiënten met respons was de overall survival langer in de patiënten met een met de behandeling samenhangende AESI dan in patiënten zonder een dergelijke AESI (HR 0,45; 95%-bti 0,39-0,52).
De onderzoekers concluderen dat onder patiënten die anti-PD1/L1 therapie kregen voor gevorderd urotheelcarcinoom de responders vergeleken met de nonresponders een hogere waarschijnlijkheid hadden van het rapporteren van een met de behandeling samenhangende AESI of imAE.
1.Maher VE, Fernandes LL, Weinstock C et al. Analysis of the association between adverse events and outcome in patients receiving a programmed death protein 1 or programmed death ligand 1 antibody. J Clin Oncol 2019; epub ahead of print
Summary: A pooled analysis of seven trials of anti-PD-1/L1 therapy for locally advanced or metastatic urothelial cancer found that patients who responded to treatment were more likely to report a related adverse event of special interest or immune-mediated adverse event. This relationship did not seem to be due to the increased duration of exposure in responding patients.