
BQUAL includeerde 685 vrouwen jonger dan zeventig jaar (mediane en gemiddelde leeftijd 59 jaar) met niet-metastatisch mammacarcinoom die tussen mei 2006 en augustus 2010 werden behandeld bij Columbia University Medical Center, Kaiser Permanente Northern California, en Henry Ford Health System. Van de patiënten kwamen 306 (45%) klinisch in aanmerking voor chemotherapie. De patiënten werden twaalf maanden gevolgd voor initiatie van chemotherapie. Bij aanvang van de follow-up werden de deelneemsters geïnterviewd over hun CAM-gebruik. CAM-gebruik bij aanvang werd gerapporteerd door 598 deelneemsters (87%). De onderzoekers bepaalden voor alle deelneemsters een CAM-index (range 0-5; een maat voor de som van gebruik van alle CAM-modaliteiten).
Chemotherapie werd tijdens de follow-up begonnen door 272 vrouwen voor wie chemotherapie geïndiceerd was (89%) en door 135 vrouwen voor wie chemotherapie discretionair was (36%). Onder de vrouwen voor wie chemotherapie geïndiceerd was startten gebruiksters van voedingssupplementen minder frequent met chemotherapie dan niet-CAM gebruiksters (OR 0,16; 95%-bti 0,03-0,51). Ook vrouwen met een hoge CAM-index startten minder frequent met chemotherapie (OR per toename met één punt 0,64; 95%-bti 0,46-0,87). Gebruik van mind-body praktijken was niet geassocieerd met initiatie van chemotherapie (OR 1,45; 95%-bti 0,57-3,59). Er was geen associatie tussen CAM-gebruik en start van chemotherapie in vrouwen voor wie chemotherapie discretionair was.
De onderzoekers concluderen dat er een hoog CAM-gebruik was onder patiënten met vroeg-stadium mammacarcinoom, en dat gebruik van voedingssupplementen en een hoge CAM-index, maar niet mind-body praktijken, geassocieerd waren met verminderde initiatie van chemotherapie.
1.Greenlee H, Neugut AI, Falci L et al. Association between complementary and alternative medicine use and breast cancer chemotherapy initiation. The Breast Cancer Quality of Care (BQUAL) Study. JAMA Oncol 2016; epub ahead of print