Nonfatal self-injury (NFSI) is een
manifestatie van ernstige distress die wordt gezien in drie per duizend
patiënten na een diagnose van een maligniteit. Er is behoefte aan een methode
om patiënten met een hoog NFSI-risico te identificeren. Een studie door de
Enhanced Supportive Psycho-oncology Canadian Care (ESPOC) Group heeft de
associatie van patiënt-gerapporteerde uitkomsten met het NFSI-risico
geïnventariseerd. Dr. Julie Hallet (Sunnybrook Health Sciences
Centre, Toronto) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1
Tussen begin
2007 en eind 2019 was in Ontario tenminste één Edmonton Symptom Assessment System (ESAS)-score beschikbaar voor
408.858 volwassen patiënten binnen 36 maanden na een nieuwe diagnose van een
maligniteit. Er waren 425 patiënten met een ESAS-score en NFSI binnen 180 dagen
na de Assessment. Van deze patiënten
werden er 406 gematcht (1:4) met 1624 controlepatiënten zonder NFSI. Factoren
die geassocieerd waren met het risico van NFSI binnen 180 dagen na de
ESAS-bepaling waren matige tot ernstige angst/ongerustheid (OR 1,61; 05%-bti
1,14-2,27), depressie (1,66; 1,20-2,31), kortademigheid (1,65; 1,18-2,31), en
totale ESAS-score (per toename met 10 punten 1,51; 1,40-1,63).
De
onderzoekers concluderen dat ze factoren hebben gevonden die patiënten met
verhoogd NFSI-risico kunnen identificeren.
1.Hallet
J, Sutradhar R, Isenberg-Greda E et al. Association of patient-reported outcomes with subsequent nonfatal
self-injury after a new cancer diagnosis. JAMA Oncol 2022; epub ahead of print
Summary: A case-control study in Canada found
that reporting moderate to severe anxiety, depression, and shortness of breath
and an increasing t-ESAS score after cancer diagnosis were associated with
higher odds of nonfatal self-injury in the following 180 days.
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)