Het is
denkbaar dat het toenemend gebruik van kiemlijn genetisch testen van patiënten
met mammacarcinoom onbedoelde consequenties heeft voor de behandeling. Een
analyse van de SEER-registratie van Georgia en Californië heeft deze hypothese
getoetst. Dr. Allison Kurian (Universiteit van Stanford CA) en collega’s
publiceren de analyse online in JAMA Oncology.1
De analyse
includeerde 20.568 vrouwen (gemiddelde leeftijd 51,4 ± 12,2 jaar) met een
diagnose stadium 0-III mammacarcinoom tussen begin 2014 en eind 2016, en een
kiemlijn genetische test binnen drie maanden na de diagnose. Onder deze
patiënten waren er 15.126 die op grond van hun tumorkenmerken in aanmerking
kwamen voor unilaterale borstchirurgie, 7248 die in aanmerking kwamen voor
radiotherapie na lumpectomie, en 8509 die in aanmerking kwame voor overwegen
van achterwege laten van chemotherapie. Vergeleken met vrouwen met negatieve
resultaten van de genetische test hadden vrouwen met BRCA1/2 pathogene varianten een hogere waarschijnlijkheid van het
ondergaan van bilaterale mastectomie voor een unilaterale tumor (61,7% versus
24,3%; OR 5,22; 95%-bti 4,73-6,44), een
lagere waarschijnlijkheid van radiotherapie na lumpectomie (50,2% versus 81,5%;
OR 0,22; 95%-bti 0,15-0,32), en een hogere waarschijnlijkheid van chemotherapie
voor vroeg-stadium ER/PR-positieve ziekte (38,0% versus 30,3%; OR 1,76; 95%-bti
1,31-2,34). Vergelijkbare patronen werden gezien met pathogene varianten in
andere met mammacarcinoom samenhangende genen (zoals ATM, CHEK2, en PALB2)
De
onderzoekers concluderen dat vrouwen met pathogene varianten in
mammacarcinoom-geassocieerde genen, vergeleken met vrouwen zonder deze
varianten, specifieke patronen van behandeling van mammacarcinoom hadden die
minder concordant waren met de aanbevelingen.
1.Kurian AW, Ward KC, Abrahamse P et
al. Association of germline genetic testing results with locoregional and
systemic therapy in patients with breast cancer. JAMA Oncol 2020; epub ahead of
print
Summary: An analysis of the SEER registries of
Georgia and California found that, among patients with breast cancer, women with
pathogenic variants in BRCA1/2 and other breast cancer-associated genes had
distinct patterns of breast cancer treatment which were less concordant with
practice guidelines when compared to treatment of women without pathogenic
variants.
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)