Kiemlijn
pathogene varianten in BRCA1 en BRCA2 zijn geassocieerd met een verhoogd
levenslang risico van mammacarcinoom. De relevantie voor mammacarcinoom van
andere genen in multigene hereditary
cancer testing panels is niet goed gedefinieerd. Prof. Fergus Couch (Mayo
Clinic, Rochester MN) en collega’s hebben deze relevantie onderzocht. Ze
publiceren hun studie online in JAMA Oncology.1
De
onderzoekers voerden een patiënt-controlestudie uit van uitkomsten van kiemlijn
genetische testen van predispositiegenen van 121.197 patiënten, onder wie
65.057 mammacarcinoompatiënten en 56.140 controlepatiënten. De gemiddelde
leeftijd van de mammacarcinoompatiënten bij diagnose was 48,5 jaar (SD 11,1
jaar). De figuur toont de OR voor mammacarcinoom voor patiënten met gecombineerde
pathogene varianten in elk van de geteste genen, na exclusie van BRCA1, BRCA2, en syndromische mammacarcinoomgenen (CDH1, PTEN, en TP53). Er waren significant verhoogde
risico’s van mammacarcinoom voor patiënten met pathogene varianten in vijf van
zestien geteste genen (PALB2: OR
7,46; 95%-bti 5,12-11,19; RAD51D: OR
3,07; 95%-bti 1,21-7,88; ATM: OR
2,78; 95%-bti 2,22-3,62; BARD1: OR
2,16; 95%-bti 1,31-3,63; en CHEK2: OR
1,48; 95%-bti 1,31-1,67). Pathogene variante in de andere genen waren niet
geassocieerd met het risico van mammacarcinoom.
De
onderzoekers concluderen dat de studie verscheidene panel-genen heeft
geïdentificeerd als hoog- of matig-risico mammacarcinoomgenen.
1. Couch FJ, Shimelis H, Hu C et al. Associations between cancer predisposition
testing panel genes and breast cancer. JAMA Oncol 2017; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)