Slechts een
gering percentage van HPV16-infecties leidt tot de ontwikkeling van cervixcarcinoom
of –precarcinoom. HPV16 kan worden onderscheiden in vier genetische variant lineages
(A, B, C en D). Dr. Lisa Mirabello (National Cancer Institute, Bethesda MD) en
collega’s hebben een studie uitgevoerd van de associaties van deze varianten
met het risico van histologie-specifiek cervixcarcinoom. De uitkomsten van de studie zijn online gepubliceerd in het Journal of the National Cancer Institute.1
De
onderzoekers gebruikten whole-genome
sequencing om de HPV16-variant te bepalen in 3215 HPV16-geïnfecteerde
vrouwen, en volgden de vrouwen gedurende tenminste drie jaar voor de uitkomst
van de infectie. De uitkomst was minder dan CIN2 in 1107 deelneemsters, CIN2 in
906, CIN3 in 1008, squameus celcarcinoom in 69, adenocarcinoom in situ in 85,
en adenocarcnoom in 40. Met sublineages A1/A2 als referentie was sublineage A4 geassocieerd
met een significant verhoogd risico van adenocarcinoom als uitkomst (OR 9,81;
p=0,0047). Lineage B had een verlaagd risico van CIN3 (OR 0,51; p=0,02),
terwijl lineage C een verhoogd risico van CIN3 had (OR 2,06; p=0,03).
Sublineages D2 en D3 waren sterk geassocieerd met een verhoogd risico van CIN3
en kanker (OR van D2 voor kanker 28,48; p= 5x10-9). D2 was het
sterkst geassocieerd met het risico van glandulaire laesies, adenocarcinoom in
situ (OR 29,22; p=2,3x10-8) en adenocarcinoom (OR 137,34; p=1,5x10-13).
De
onderzoekers concluderen dat specifieke HPV16 variant sublineages sterk
geassocieerd zijn met het risico van histologie-specifieke types cervix-prekanker
en –kanker.
1.Mrabello
L, Yeager M, Cullen M et al. HPV16
sublineage associations with histology-specific cancer risk using HPV
whole-genome sequences in 3200 women. J Natl Cancer Inst 2016; epub ahead of
print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)